Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1893/GA en 13/1940/GA, 7 oktober 2013, beroep
Uitspraakdatum:07-10-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/1893/GA en 13/1940/GA

betreft: [klager] datum: 7 oktober 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van de bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Nieuwegein

en van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 12 juni 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde p.i.

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klager – die zich inmiddels in vrijheid bevindt – en de directeur van de p.i. Nieuwegein hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 16 augustus 2013, gehouden in de p.i. Vught.
Voorafgaande aan de zitting is de directeur, namens de beroepscommissie, verzocht om het verslag van de spitactie, waarnaar de directeur in het beroepschrift van 18 juni 2013 verwijst, toe te zenden naar het secretariaat van de Raad. Op 14 augustus
2013
heeft de directeur het ‘eindverslag zoek/spitactie B-afdeling 27 maart 2013’ – met daarin enkel de opmerkingen die betrekking hebben op klager – toegezonden naar het secretariaat van de Raad. Dit eindverslag is doorgezonden naar klager.
De directeur heeft op 15 augustus 2013 verzocht om aanhouding van de behandeling van de beroepen. Bij brief van 29 augustus 2013 is aan de directeur meegedeeld dat de beroepscommissie het aanhoudingsverzoek afwijst. In diezelfde brief is de directeur
verzocht om het celinventarisformulier en het speciale celinspectieformulier – in het ‘eindverslag zoek/spitactie B-afdeling 27 maart 2013’ staat dat deze formulieren bij elke celinspectie worden ingevuld – die zijn opgemaakt van de inspectie van
klagers cel, toe te zenden naar het secretariaat van de Raad. Op 5 september 2013 heeft de juridisch medewerker van de p.i. Nieuwegein meegedeeld dat deze formulieren, na klagers invrijheidstelling, zijn vernietigd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het tijdens de spitactie van 27 maart 2013:
a. wegsturen van klagers bezoeker (klachtnummer NM2013/250);
b. weggooien en openmaken van een aantal (verpakkingen van) voorwerpen van klager (klachtnummer NM2013/251).

De beklagrechter heeft het beklag als vermeld onder a. gegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven, en aan klager, bij wijze van tegemoetkoming, een extra bezoekmoment toegekend. De beklagrechter heeft het beklag als
vermeld onder b. ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
De directeur heeft zijn beroep, gericht tegen de gegrondverklaring van het beklag als vermeld onder a, als volgt toegelicht. Het personeel heeft op 27 maart 2013, voorafgaande aan de spitactie, gevraagd welke gedetineerden bezoek zouden ontvangen. Alle
gedetineerden die bezoek verwachtten, zijn vervolgens in de gelegenheid gesteld om gepaste kleding aan te trekken. Ook klager is hiertoe in de gelegenheid gesteld. De spitactie is, anders dan de beklagrechter heeft overwogen, conform de procedure en
zeer gestructureerd verlopen. Van de spitactie is een gedetailleerd verslag op ambtseed opgemaakt. In dat verslag staat dat klager zelf heeft besloten niet naar de bezoekzaal te gaan, omdat hij geen mogelijkheid had eerst te douchen. De stelling van
klager dat het bezoek niet is doorgegaan, omdat hem geweigerd zou zijn een lange broek aan te trekken, is niet geloofwaardig en onjuist. Als er al sprake zou zijn geweest van een onenigheid met betrekking tot kleding, dan zou dit in het verslag zijn
genoteerd. Dit is niet het geval. Overigens is bovenstaande informatie op 10 juni 2013 naar de commissie van toezicht gemaild, maar op 11 juni 2013 heeft de secretaris van de beklagrechter kenbaar gemaakt dat deze informatie niet meer kon worden
meegenomen in de uitspraak.
De directeur heeft niet gereageerd op het beroep van klager.

Klager heeft zijn beroep gericht tegen de aard/hoogte van de door de beklagrechter, ter zake van het gegrondverklaarde beklag als vermeld onder a, toegekende tegemoetkoming als volgt toegelicht. Klager vindt dat hij, naast een extra bezoekmoment, een
financiële tegemoetkoming dient te ontvangen. Zijn broer, die is weggestuurd, heeft zestig kilometer moeten reizen en een halve vrije dag moeten opnemen. Deze kosten wil klager vergoed krijgen.
Klager heeft zijn beroep gericht tegen de ongegrondverklaring van het beklag als vermeld onder b, als volgt toegelicht. Het personeel heeft de kap van zijn windmolen, ter waarde van
€ 25,=, weggegooid. Ook heeft het personeel verpakkingen van goederen, die klager in de inrichtingswinkel heeft gekocht, geopend, waardoor deze niet meer bruikbaar zijn. Klager wil ook deze kosten vergoed krijgen.
Klager heeft niet gereageerd op het beroep van de directeur.

3. De beoordeling
Zowel de directeur als klager heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak van de beklagrechter. Het beroep van de directeur is gericht tegen de gegrondverklaring van het beklag als vermeld onder a. Het beroep van klager is gericht tegen de aard/hoogte
van
de door de beklagrechter, ter zake van het gegrondverklaarde beklag als vermeld onder a, toegekende tegemoetkoming en tegen de ongegrondverklaring van het beklag als vermeld onder b.

Ten aanzien van het beroep van de directeur, gericht tegen de gegrondverklaring van het beklag als vermeld onder a, overweegt de beroepscommissie het volgende. Vast staat dat het bezoekmoment van klager in de ochtend van 27 maart 2013 niet is
doorgegaan. Klager heeft in zijn klaagschrift gesteld dat hij niet naar het bezoekmoment mocht, omdat hij een korte broek aan had – hetgeen niet is toegestaan tijdens bezoek – en het personeel hem niet in de gelegenheid heeft gesteld een lange broek
aan
te trekken. De directeur stelt zich daarentegen op het standpunt dat klager er zelf voor heeft gekozen om niet naar het bezoek te gaan, omdat hij voorafgaande aan het bezoek niet in de gelegenheid is gesteld om te douchen.
In het beroepschrift heeft de directeur aangevoerd dat alle gedetineerden die in de ochtend van 27 maart 2013 bezoek zouden ontvangen, onder wie klager, in de gelegenheid zijn gesteld om passende kleding aan te trekken. In het door de directeur
toegezonden ‘eindverslag zoek/spitactie B-afdeling 27 maart 2013’ staat over klager het volgende vermeld: “Wilde alleen bezoek ontvangen als hij de mogelijkheid had om te douchen. Deze mogelijkheid was er niet, en zag per direct van zijn bezoek af.”.
Klager heeft in beroep niet aangevoerd dat (de inhoud van) het ‘eindverslag’ onjuist is. De beroepscommissie ziet dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van (de inhoud van) het verslag en gaat derhalve uit van de juistheid hiervan.
Gelet op het vorenstaande acht de beroepscommissie de stelling van de directeur voldoende aannemelijk geworden. De beroepscommissie zal het beroep van de directeur derhalve gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag
alsnog ongegrond verklaren.
Nu het beklag ongegrond is, komt aan klager geen tegemoetkoming toe. Om die reden zal de beroepscommissie het beroep van klager, gericht tegen de aard/hoogte van de door de beklagrechter, ter zake van het gegrondverklaarde beklag als vermeld onder a,
toegekende tegemoetkoming, ongegrond verklaren.

Ten aanzien van het beroep van klager, gericht tegen de ongegrondverklaring van het beklag als vermeld onder b, overweegt de beroepscommissie het volgende. Klager heeft in zijn klaagschrift weergegeven welke voorwerpen het personeel, bij de inspectie
van zijn cel, heeft weggegooid dan wel van welke voorwerpen het personeel de verpakking heeft opengemaakt. In het door de directeur toegezonden ‘eindverslag zoek/spitactie B-afdeling 27 maart 2013’ staat dat bij elke celinspectie een
celinventarisformulier en een speciaal celinspectieformulier wordt ingevuld. De juridisch medewerker van de p.i. Nieuwegein heeft op 5 september 2013 meegedeeld dat de formulieren die zijn opgemaakt naar aanleiding van de inspectie van klagers cel op
27
maart 2013, na klagers invrijheidstelling zijn vernietigd. Derhalve kan de beroepscommissie de juistheid van klagers gedetailleerde stelling, die op voorhand niet als onaannemelijk kan worden aangemerkt, niet beoordelen. Nu dit het gevolg is van
omstandigheden die in de risicosfeer van de directeur liggen, kan dit redelijkerwijs niet aan klager worden tegengeworpen en dient dit voor rekening van de directeur te komen. Gelet op het vorenstaande zal de beroepscommissie het beroep van klager
gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet aanleiding klager een tegemoetkoming toe te kennen.

Bij de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming stelt de beroepscommissie voorop dat een tegemoetkoming primair bedoeld is voor het door klager ondervonden ongemak. In geval er sprake is van schade en indien die schade eenvoudig is te begroten, is
er aanleiding schadevergoedingsaspecten te betrekken bij de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming. De directeur en klager hebben in beroep geen stukken (zoals het celinventarisformulier, het celinspectieformulier, invoerlijsten of bonnen van de
inrichtingswinkel) overgelegd, waaruit blijkt dat klager in het bezit was van de voorwerpen, die hij beweert te missen en/of niet meer te kunnen gebruiken, en waaruit de waarde van die voorwerpen blijkt. Nu dergelijke onderbouwende stukken – enkel de
door klager ingediende lijst met voorwerpen is niet voldoende – ontbreken, is de beroepscommissie van oordeel dat de schade van klager niet eenvoudig te begroten is. Zij zal derhalve geen schadevergoedingsaspecten betrekken bij de bepaling van de
hoogte
van de tegemoetkoming. Voor het verkrijgen van een schadevergoeding staan voor klager andere wegen open. Nu klager wel ongemak heeft ondervonden zal de beroepscommissie de hoogte van de tegemoetkoming naar redelijkheid en billijkheid vaststellen op €
25,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur gericht tegen de gegrondverklaring van het beklag als vermeld onder a. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag als vermeld onder a. alsnog
ongegrond.
De beroepscommissie verklaart het beroep van klager, gericht tegen de aard/hoogte van de door de beklagrechter, ter zake van het gegrondverklaarde beklag als vermeld onder a, toegekende tegemoetkoming, ongegrond.
De beroepscommissie verklaart het beroep van klager, gericht tegen de ongegrondverklaring van het beklag als vermeld onder b. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag als vermeld onder b. alsnog gegrond.
Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van € 25,=

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.M.L. Pattijn MSM, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.A Groeneveld, secretaris, op 7 oktober 2013

secretaris voorzitter

Naar boven