Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1868/GB, 16 oktober 2013, beroep
Uitspraakdatum:16-10-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/1868/GB

Betreft: [klager] datum: 16 oktober 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 4 juni 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep en het namens de beroepscommissie opgevraagde reclasseringsadvies van 12 april 2013.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 9 januari 2012 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager wil een kans krijgen om aan zijn terugkeer naar de maatschappij te werken. Klager is een rustige jongen en hij heeft slechts eenmaal een rapport gekregen wegens een positieve urinecontrole. De reclassering stelt dat klagers recidiverisico op
basis van zijn detentieverleden als hoog moet worden ingeschat. Klager heeft slechts één keer eerder vastgezeten in 2004. Klager kan zijn verloven zowel bij zijn moeder als bij zijn vader doorbrengen. Niemand heeft klager gevraagd zijn
legitimatiebewijs
in te voeren.
Klagers raadsvrouw beschikt niet over het reclasseringsadvies. De stelling dat klager een hoog recidiverisico heeft, blijkt niet uit de stukken. Klager is reeds eerder veroordeeld, maar dat was voor andersoortige en minder zware feiten. De gestelde
risicofactoren zijn niet onderbouwd en dat geldt eveneens voor de gestelde psychische problematiek. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft negatief geadviseerd. De zwaarte van het gepleegde delict mag echter niet in de weg staan aan detentiefasering.
Voorts
staat in het advies van het OM dat klager binnen vijf jaar na het onherroepelijk worden van een veroordeling voor een aantal geweldsdelicten wederom voor een geweldsdelict is veroordeeld. Dit blijkt echter niet uit de documentatie van klager. Behoudens
een veroordeling voor eenvoudige mishandeling is klager niet eerder veroordeeld voor een geweldsdelict. De politie heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen detentiefasering of het door klager opgegeven verlofadres.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris is van oordeel dat het advies van het OM, gelet op het door klager gepleegde delict in relatie met zijn detentieverleden, voldoende grond vormt om klager vooralsnog niet te selecteren voor een b.b.i. Reclassering Nederland heeft
het recidiverisico en het risico op het onttrekken aan voorwaarden ingeschat als hoog. Klager heeft bovendien nog een strafrestant van achttien maanden. De selectiefunctionaris acht het wenselijk om klager pas in aanmerking te laten komen voor
plaatsing
in een b.b.i. als hij een strafrestant van twaalf maanden heeft.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. Het beroep van klager richt zich tegen de afwijzing van klagers verzoek tot plaatsing in een b.b.i. Klager is thans in eerste aanleg veroordeeld voor het plegen van een gewapende overval. Uit klagers Uittreksel Justitiële Documentatie blijkt
dat
klager reeds eerder is veroordeeld voor het plegen van geweldsdelicten en het in bezit hebben van een vuurwapen. De reclassering heeft klagers recidiverisico, gelet op zijn delictverleden en de aanwezige risicofactoren, ingeschat als hoog gemiddeld.
Het
risico op het onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog, omdat een eerder toezicht negatief is afgesloten. Uit het reclasseringsadvies blijkt dat er tevens een risico op letselschade voor willekeurige personen en in het bijzonder klagers
familieleden aanwezig is, indien klager niet met succes wordt behandeld. De reclassering acht een nieuw psychodiagnostisch onderzoek noodzakelijk om vast te kunnen stellen welke interventies of behandelingen ten aanzien van klager geïndiceerd zijn.
Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de selectiefunctionaris, met het oog op het terugbrengen van het maatschappelijk risico tot een aanvaardbaar niveau, in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat klager vooralsnog niet in
aanmerking komt voor plaatsing in een b.b.i. Bovendien blijkt uit de stukken dat klagers legitimatiebewijs niet aanwezig is in de p.i. Nieuwegein, hetgeen eveneens in de weg staat aan een plaatsing in een b.b.i. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 16 oktober 2013

secretaris voorzitter

Naar boven