Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1477/GA, 31 juli 2013, beroep
Uitspraakdatum:31-07-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/1477/GA

betreft: [klager] datum: 31 juli 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 24 april 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Veenhuizen, locaties Norgerhaven en Bankenbosch,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 juli 2013, gehouden in de p.i. Achterhoek locatie Ooyerhoek te Zutphen, zijn gehoord klager en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Veenhuizen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het niet verkrijgen van een tegemoetkoming in de studiekosten.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Hij volgt een verkorte versie van een hbo opleiding. De eerdere opleidingen die hij gevolgd heeft, werden intern verzorgd. Klager heeft op 21 november 2012 schriftelijk verzocht om een tegemoetkoming in de studiekosten. Hij heeft hier geen antwoord op
gekregen. Naar aanleiding van zijn brief met een verzoek om een reactie heeft hij een brief gekregen waarin excuses worden aangeboden voor het niet in behandeling nemen van het verzoek van 21 november 2012 en wordt toegezegd het verzoek nu in
behandeling te nemen.
De brief van 19 februari 2013 met de afwijzing van zijn verzoek heeft klager pas op 6 maart 2013 ontvangen.
Klager erkent dat hij in een gesprek op 22 januari 2013 te horen heeft gekregen dat zijn verzoek zou worden afgewezen met een verwijzing naar een circulaire, maar zonder de motivering daarvan. Klager was het met die beslissing niet eens. Om zijn beklag
goed te kunnen motiveren heeft hij de schriftelijke beslissing afgewacht. Klager is daarom van mening zijn beklag tijdig te hebben ingediend.

De plaatsvervangend vestigingsdirecteur heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De brief met de afwijzing dateert van 19 februari 2013. Op 22 januari 2013 heeft klager mondeling te horen gekregen dat
zijn
verzoek zou zijn afgewezen. Hierbij is verwezen naar de bestaande circulaire over het al dan niet verstrekken van een tegemoetkoming in de studiekosten.

3. De beoordeling
Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting is het volgende komen vast te staan.
Op 21 november 2012 heeft klager verzocht om een tegemoetkoming in zijn studiekosten. Toen een reactie uitbleef heeft hij verzocht om een reactie. Hierop is op namens de directie gereageerd met de mededeling dat klagers verzoek in behandeling genomen
zou worden.
Op 22 januari 2013 is aan klager mondeling medegedeeld de beslissing dat hij geen tegemoetkoming in de studiekosten zou krijgen. Deze beslissing is op verzoek van klager op 19 februari 2013 op schrift gesteld en deze schriftelijke vastlegging is ter
kennis gekomen van klager op 6 maart 2013. Op dezelfde datum is klager in beklag gegaan, welk beklag op 12 maart 2013 is ontvangen door de commissie van toezicht.

Ingevolge artikel 61, vijfde lid, van de Pbw dient een klaagschrift uiterlijk op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen, te worden ingediend. De beslissing is genomen op
22 januari 2013 op welke datum hij deze mondeling te horen heeft gekregen. Zijn klaagschrift dateert echter van
6 maart 2013, omdat klager de onderbouwing van de beslissing wilde afwachten teneinde zijn klaagschrift beter te kunnen motiveren.
Naar het oordeel van de beroepscommissie had klager binnen zeven dagen na het vernemen van de beslissing in beroep dienen te gaan; voor zover hij tijdens de mondelinge mededeling van de beslissing geen dan wel onvoldoende onderbouwing ervan had
ontvangen, stond voor hem de mogelijkheid open zijn beroepschrift nader aan te vullen.
De beroepscommissie is derhalve van oordeel dat het klaagschrift is ingediend buiten de daarvoor geldende wettelijke termijn en dat er geen aanleiding is voor het oordeel dat klager redelijkerwijs niet in verzuim zou zijn geweest. Het beroep zal
mitsdien ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, drs. R.K. Boelens en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 31 juli 2013.

secretaris voorzitter

Naar boven