Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0186/GA, 18 juli 2002, beroep
Uitspraakdatum:18-07-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/186/GA

betreft: [klager] datum: 18 juli 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 21 januari 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) voor vrouwen Breda te Breda,

gericht tegen een uitspraak d.d. 14 januari 2002 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van[...], verder te noemen klaagster,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 maart 2002, gehouden in de p.i. Vught te Vught, zijn gehoord klaagster, bijgestaan door haar raadsman mr. A.B.G.T. von Boné, en de heer mr. [...] van DJI en mevrouw dr.[...], psycholoog bijvoormelde p.i.. Nadien is in overleg met de beroepscommissie van beide zijden nog schriftelijk commentaar ingediend.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van het verzoek van klaagster om buiten de reguliere bezoeken haar eigen psycholoog te spreken en te ontvangen.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klaagster
Namens de directie is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als in aangehechte pleitnota toegelicht.
Voorts is nog aangevoerd dat er vanuit de inrichting contact is geweest met de behandelend psycholoog, de heer Van Leeuwen, om de behandeling over te dragen. De heer Van Leeuwen zag geen problemen als de behandeling zou wordenovergenomen door de inrichting. Het was praktisch niet uitvoerbaar om zijn behandeling in de inrichting voort te zetten. Daarbij is het een normaal gebruik dat wanneer iemand gedetineerd raakt de behandeling wordt overgedragen aande inrichtingspsycholoog.

Door en namens klaagster is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt nader toegelicht. Voorts is aangevoerd dat wordt betwist dat de psycholoog niet bereid zou zijn om naar de inrichting te komen om klaagsterte behandelen.
Verder wordt gesteld dat klaagster, voordat zij gedetineerd was, werd behandeld door een klinisch psycholoog. Een klinisch psycholoog kan niet gelijk worden gesteld met een gewoon psycholoog daar een klinisch psycholoog afwijkend,onaangepast en abnormaal gedrag behandelt.
De werkzaamheden van de klinisch psycholoog zijn in casu gelijk te stellen aan die van een arts, in die zin dat een arts in het onderhavige geval dezelfde behandeling zou toepassen.
Bovendien dient te worden opgemerkt dat enkel wordt verzocht om een consultatie om alles wat zij had geleerd te kunnen omzetten in de detentiesituatie. Er is niet verzocht om een verdere voortschrijdende behandeling.
Er is in de inrichting geen adequate begeleiding voor klaagster.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 42 Pbw, de leden 1,3 en 4 heeft een gedetineerde, samengevat, recht op medische verzorging. Vervolgens bepaalt artikel 43, eerste lid, Pbw dat een gedetineerde recht heeft op sociale verzorging en hulpverlening. Dedirecteur draagt op grond van het tweede lid zorg dat reclasseringsmedewerkers en andere daarvoor in aanmerking komende gedragsdeskundigen de zorg en hulpverlening in de inrichting kunnen verlenen. De directeur draagt tevens zorgvoor overbrenging van de gedetineerde naar een daartoe bestemde plaats, indien de in het eerste lid omschreven zorg en hulp dit noodzakelijk maken en een dergelijke overbrenging zich verdraagt met de ongestoorde tenuitvoerleggingvan de vrijheidsbeneming.
Ingevolge de Memorie van toelichting bij de artikelen 42 en 43 van de Pbw valt de klinische therapie door een psycholoog onder de sociale verzorging en hulpverlening en kan deze derhalve niet worden gerekend tot de medischeverzorging door een arts.
Klaagster kan zich derhalve niet beroepen op het bepaalde in het tweede lid van artikel 42 Pbw, waarin staat, dat een gedetineerde recht heeft op raadpleging van een arts van eigen keuze, nu de (klinisch) psycholoog niet als artskan worden aangemerkt.
Artikel 43 Pbw laat de directeur dan ook geen ruimte om een hulpverlener naar eigen keuze te raadplegen. De directeur dient op grond van het tweede lid van dat artikel ervoor zorg te dragen dat reclasseringsmedewerkers en anderedaarvoor in aanmerking komende gedragsdeskundigen de zorg en hulpverlening in de inrichting kunnen verlenen. Niet is gebleken dat de directeur niet aan deze verplichting heeft voldaan. Ook is niet aannemelijk geworden dat er sprakeis van een specifieke uitzondering. Het beroep van de directeur dient derhalve gegrond te worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. J.W.P. Verheugt, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Schoone, secretaris, op 18 juli 2002

secretaris voorzitter

Naar boven