Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1174/GA, 20 augustus 2013, beroep
Uitspraakdatum:20-08-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/1174/GA

betreft: [klager] datum: 20 augustus 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Hoogeveen,

gericht tegen een uitspraak van 10 april 2013 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 augustus 2013, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn gehoord klager en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Hoogeveen.
Klagers raadsman, mr. M.K. Bhadai, is - zonder bericht van verhindering - niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft – zo verstaat de beroepscommissie –:
a. de oplegging van een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel, ingaande op 24 januari 2013 om 14.05 uur en eindigend op 25 januari 2013 om 16.30 uur, welke ordemaatregel is opgelegd door
een inrichtingsmedewerker op de voet van het bepaalde in artikel 24, vierde lid, van de Pbw;
b. de oplegging van een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, ingaande 25 januari 2013 te 16.30 uur, wegens het zich ten onrechte ziek melden.

De beklagcommissie heeft onderdeel b het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en aan klager ter zake van die gegrondverklaring een tegemoetkoming toegekend van € 15,=.
De beklagcommissie heeft onderdeel a van het beklag niet beoordeeld.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur stelt zich op het standpunt dat op zich juist is gehandeld. Aan klager is, nadat hij zich ten onrechte ziek had gemeld, verslag aangezegd. Klager keerde vanaf de medische dienst terug naar de afdeling en meldde zich andermaal ziek. Klager
zou, als hij zich toen niet ziek zou hebben gemeld, overgebracht zijn naar de arbeidszaal. Klager is vervolgens op 24 januari 2013 ingesloten gedurende de arbeidstijd. Vervolgens is hij weer uitgesloten. Klager is de daaropvolgende dag door een
directeur gehoord en die directeur heeft aangegeven dat hij, alvorens te beslissen, navraag wilde doen bij de medische dienst. Klager kon die volgende ochtend gewoon deelnemen aan het dagprogramma. Klager was niet ziek gemeld door medische dienst en is
desondanks niet naar de arbeid gegaan.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is bij terugkomst van de medische dienst ingesloten. Dat was om 14.00 uur. Klager had zich eerder ziek gemeld. Klager is toen bij de medische dienst geweest en ging er vanuit dat hij daar zou worden onderzocht door de arts. Dat is niet gebeurd.
De verpleegkundige heeft een aantal vragen gesteld aan klager die volgens klager niet op de ziekmelding van klager sloegen. De verpleegkundige was van oordeel dat klager last had van stress en dat hij daarom terug kon gaan naar de afdeling. Klager is
vervolgens naar de afdeling en naar zijn cel gegaan. Met klager is vervolgens niet meer gesproken over de arbeid. Klager voelde zich niet arbeidsgeschikt. Rond half vijf die middag is de directeur bij klager geweest naar aanleiding van het opgemaakte
verslag. De directeur heeft toen gezegd dat hij de volgende dag terug zou komen voor de verdere afhandeling van dat verslag. Klager mocht vervolgens zijn cel niet meer uit. Hij heeft uiteindelijk vanaf 24 januari 2013 om 14.00 uur in de eigen cel
verbleven tot aan het einde van de opgelegde disciplinaire straf. Als de arts klager toen had onderzocht, was er volgens klager eigenlijk niets aan de hand geweest.

3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a van het beklag:
Nu de beklagcommissie het beklag ten aanzien van onderdeel a niet heeft behandeld, zal de beroepscommissie alsnog ten gronde oordelen over dat beklag.
Vastgesteld kan worden dat klager om 24 januari 2013 om 14.05 is ingesloten door een inrichtingsmedewerker in afwachting van afhandeling van een opgemaakt en aangezegd verslag in verband met een onterechte ziekmelding. Klager heeft vervolgens op 25
januari 2013 om 16.30 uur een disciplinaire straf opgelegd gekregen naar aanleiding van dat verslag. Om die reden gaat – nu de door de directeur gegeven verklaring omtrent klagers verblijf in zijn verblijfsruimte en de vrijheid om deel te nemen aan het
dagprogramma in die periode bij gebreke van enige steun in de stukken van het geding dat het zogenaamde bewaardersarrest tussentijds zou zijn opgeheven, onvoldoende aannemelijk wordt geacht – de beroepscommissie er vanuit dat klager in de periode van
24
januari 2013 om 14.05 tot 25 januari om 16.30 uur in afzondering heeft verbleven en dat die ordemaatregel is opgelegd door een personeelslid op de voet van het bepaald in artikel 24, vierde lid, van de Pbw (het zogenaamde ‘bewaardersarrest’). Nu
bewaardersarrest slechts voor maximaal vijftien uren is toegestaan en die tijdslimiet in dit geval (ruim) is overschreden, dient dit onderdeel van het beklag alsnog gegrond te worden verklaard.
De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming en zal de hoogte daarvan vaststellen op € 7,50.
Ten aanzien van onderdeel b van het beklag:
de beroepscommissie acht voldoende aannemelijk dat klager wist, althans op zijn minst genomen had behoren te weten, dat hij op 24 januari 2013 na het bezoek aan de medische dienst terug had moeten keren naar de arbeid. Door zich toen andermaal ziek te
melden heeft klager zodanig gedrag vertoond, dat de oplegging van de onderhavige disciplinaire straf, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk moet worden geacht. De uitspraak van de beklagcommissie kan daarom
niet in stand blijven en het beklag dient alsnog ongegrond te worden verklaard.
Nu het beklag alsnog ongegrond zal worden verklaard, is de grond voor de door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming komen te vervallen.

De beroepscommissie merkt daarbij nog op dat de directie mag afgaan op het oordeel van de medische dienst en dat voor behandeling van klachten over medisch handelen een afzonderlijke procedure bestaat en daarvoor in de onderhavige procedure geen ruimte
is.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beklag tegen de ordemaatregel (onderdeel a) gegrond en kent aan verzoeker een tegemoetkoming toe van € 7,50,
Zij verklaart het beroep van de directeur gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag met betrekking tot de disciplinaire straf (onderdeel b) alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. C.J.G. Bleichrodt, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 20 augustus 2013

secretaris voorzitter

Naar boven