Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2228/JA, 10 oktober 2013, beroep
Uitspraakdatum:10-10-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/2228/JA

betreft: [klager] datum: 10 oktober 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) De Hartelborgt te Spijkenisse,

gericht tegen de uitspraken van respectievelijk 8 en 10 juli 2013, nader uitgewerkt in een uitspraak van 15 juli 2013, van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde j.j.i., gegeven op een klacht van [...], geboren op [1994], verder te noemen
klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 september 2013, gehouden in de j.j.i. De Heuvelrug, locatie Eikenstein te Zeist, zijn gehoord [...], jurist, namens de voormelde directeur en klager, bijgestaan door de kantoorgenoot van zijn raadsman, mr. Y.L.
Zandbergen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraken van de beklagrechter
Het beklag betreft de intrekking van klagers verlof op 12 april 2013 en 19 april 2013.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard en klager een tegemoetkoming van € 100,= toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Na de onttrekking van een jeugdige tijdens een begeleid verlof heeft de Staatssecretaris bepaald dat alle begeleide verloven met ingang van 12 april 2013 werden stopgezet en dat opnieuw risicotaxatie diende plaats te vinden.
Het is niet mogelijk dat er voor 12 april 2013 verlof voor klager gepland zou staan. Klager heeft een hoog risico status en volgens de machtiging mag hij tweemaal in de week met verlof. Hij was op 10 en 11 april 2013 al met verlof gegaan. Er stond geen
verlof gepland voor 12 april 2013. Dit is volgens het toetsingskader ook niet toegestaan.
Ook in TULP staat geen verlof geregistreerd voor 12 april 2013.
Nadat een nieuwe risico-inschatting was gemaakt, is getracht om klager op 19 april 2013 met verlof te laten gaan. Uit de dagrapportage volgt dat het die dag nog niet bekend was of zijn verlof door zou gaan. Hij zou met een begeleiding van drie man met
DV & O vervoerd moeten worden. Het lukte niet om het vervoer voor die dag te regelen. Dit kwam omdat het aanvragen van transport bij DV & O tenminste zeven dagen duurt. De week erna was het niet mogelijk om klager tweemaal op verlof te laten gaan omdat
er in die week op 25 april 2013 een landelijke staking was. Er was die dag geen personeel beschikbaar om extra verlof te regelen. Daarna is er weer verlof verleend volgens het reguliere verlofschema. Inmiddels heeft klager onbegeleid verlof.
De weekplanning wordt getekend door het afdelingshoofd, de mentor en de jeugdige en lijkt een toezegging van verlof. Verlof als vermeld op de weekplanning gaat niet door als een jongere bijvoorbeeld een positieve urinecontrole heeft of zich anders
misdraagt. Als er geen standaard weekplanning is, wordt gewerkt met losse verlofcontracten.
Het niet doorgaan van klagers verlof heeft niet te maken met een structureel tekort in de personeelsbezetting. Verzocht wordt om het beklag alsnog ongegrond te verklaren.
Mocht een tegemoetkoming wel noodzakelijk worden geacht dan wordt verzocht om dit toe te kennen in de vorm van een extra verlof en niet in geld. De aanname van de beklagrechter dat er geen compensatie in de vorm van een extra verlof mogelijk zou zijn,
is niet juist.
De hoogte van de tegemoetkoming is door de beklagrechter niet tevoren met de directeur besproken. Een tegemoetkoming van € 50,= per niet doorgegaan verlof is te hoog en zal tot meer klachten van jeugdigen leiden. Verlof is een belangrijk deel van de
behandeling en wordt ingezet om leersituaties te creëren voor jeugdigen.

Desgevraagd heeft [de jurist j.j.i.] toegezegd om zo spoedig mogelijk de verlofweekplanning aan de beroepscommissie over te leggen.

Door en namens klager is in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Bij de beklagrechter is een ander verweer gevoerd dan nu ter zitting. Ineens wordt aangevoerd dat DV&O het vervoer niet kon regelen. Het afdelingshoofd kon haar werk niet aan, had het te druk en heeft niet eens met DV&O gebeld om het vervoer te
regelen.

Klager heeft wel 30 verloven gemist. Op zijn verjaardag bijvoorbeeld is hem op het laatst meegedeeld dat zijn verlof niet door zou gaan. Hij wordt daarvoor dan gecompenseerd, maar dan gaat dat verlof vervolgens ook weer niet door. Om die reden wil hij
liever een financiële compensatie ontvangen. Een tegemoetkoming van € 50,= per gemist verlof is redelijk.
Op 12 april 2013 was hem een extra verlofdag toegekend. Dit blijkt ook uit het verslag van de maandcommissaris. Dit verlof staat ook geregistreerd in TULP. Klager krijgt iedere week een uitdraai uit TULP. Er waren met klager duidelijke afspraken
gemaakt
die vermeld stonden op het verlofcontract. Klager ontvangt pas sinds kort een weekplanning. Voorheen werd met verlofcontracten gewerkt.
Het bericht dat de Staatssecretaris opdracht had gegeven om alle begeleide verloven in te trekken, was klager bekend.
Verwezen wordt naar de uitspraak nummer 11/2194/JA van 30 september 2011.
Het gaat nu redelijk goed. Hij wil naar school, maar de inschrijving is niet goed gegaan. Hij heeft nu onbegeleid verlof.

Op 5 september 2013 is op het secretariaat van de Raad aanvullende informatie met daarin een weekplanning vermeld van j.j.i. De Hartelborgt ontvangen. Een afschrift is aan klager en mr. Y.L. Zandbergen verstuurd. Klager en de raadsman hebben niet
gereageerd op deze stukken.

3. De beoordeling
Uit de aanvullende informatie met weekplanning van j.j.i. De Hartelborgt volgt dat voor 12 april 2013 geen verlof was gepland en dat derhalve ook geen sprake kan zijn van een intrekking van verlof op 12 april 2013. De beroepscommissie zal derhalve op
dit punt het beroep van de directeur gegrond verklaren, de uitspraken van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in het beklag.

Met betrekking tot het verlof van 19 april 2013 is door de inrichting erkend dat dit verlof is ingetrokken. Als reden voor het niet doorgaan van het verlof is opgegeven dat DV&O klager, die op dat moment door drie medewerkers diende te worden begeleid,
niet kon vervoeren/begeleiden. Wat ook zij van klagers stelling dat het vervoer door de inrichting niet (tijdig) is aangevraagd en wat ook zij van de vraag of het niet doorgaan van het vervoer aan de directeur of aan DV&O valt toe te schrijven, vast
staat dat de inrichting het niet doorgaan van het verlof voor haar rekening heeft genomen en klager hiervoor wilde compenseren. Nu het verlof dat ter compensatie is aangeboden plaats had moeten vinden op 25 april 2013 en in verband met een landelijke
staking niet is doorgegaan, is de beroepscommissie van oordeel dat het beklag op dit punt terecht gegrond is verklaard.
De beroepscommissie zal in zoverre het beroep van de directeur ongegrond verklaren en de uitspraken van de beklagrechter bevestigen met wijziging van de gronden.

Voor wat betreft de tegemoetkoming overweegt de beroepscommissie dat, nu de directeur klager eerder vervangend verlof heeft aangeboden in plaats van het ingetrokken verlof van 19 april 2013 maar dit evenmin is gerealiseerd, het in de rede ligt om
klager
een financiële tegemoetkoming toe te kennen. Voor wat betreft de hoogte van de toegekende tegemoetkoming overweegt de beroepscommissie dat tegen uitspraken van een beklagrechter/beklagcommissie geen standaardbedrag voor het intrekken van verlof is
vastgesteld, omdat de redenen voor het intrekken van verlof verschillend van aard (kunnen) zijn. Naar het oordeel van de beroepscommissie is niet gebleken dat klagers begeleid verlof structureel geen doorgang heeft kunnen vinden door personeelstekort.
Gelet hierop acht zij een tegemoetkoming van € 50,= voor het niet doorgaan van twee uur begeleid verlof te hoog. De beroepscommissie zal derhalve het beroep van de directeur op dit punt gegrond verklaren en de uitspraken van de beklagrechter in zoverre
vernietigen. Zij kent klager ter zake een tegemoetkoming toe van € 25,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur ten aanzien van verlof op 12 april 2013 gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraken van de beklagrechter en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in het beklag.

Zij verklaart voor wat betreft de intrekking van het verlof op 19 april 2013 het beroep van de directeur ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraken van de beklagrechter met wijziging van de gronden. Zij verklaart het beroep van de directeur ter
zake van de hoogte van de toegekende tegemoetkoming gegrond, vernietigt op dit punt de uitspraken van de beklagrechter en kent klager alsnog een tegemoetkoming toe van € 25,=.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J. Calkoen-Nauta, voorzitter, prof. dr. P.H. van der Laan en R. van Benthem RA, leden, bijgestaan door mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 10 oktober 2013

secretaris voorzitter

Naar boven