Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1904/JZ, 10 oktober 2013, beroep
Uitspraakdatum:10-10-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/1904/JZ

betreft: [...] vader/gezagdragend ouder van [...]

datum: 10 oktober 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 29y van de Wet op de Jeugdzorg (Wjz) in verbinding met artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen
beroepschrift, ingediend door mr. L.E. Swart, namens

[...], vader/gezagdragend ouder van [...], geboren op [1999], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 13 juni 2013 van de klachtencommissie bij de jeugdzorginstelling Stichting Juzt, locatie Rijsbergen, verder te noemen de instelling, voor zover daartegen beroep is ingesteld,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 september 2013, gehouden in de justitiële jeugdinrichting De Heuvelrug, locatie Eikenstein te Zeist, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. L.E. Swart en door/namens de directeur van de
instelling [...], unitmanager, en [...], beleidsmedewerker bij de instelling.

[klager] is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de klacht en de uitspraak van de klachtencommissie
De klacht betreft de intrekking van het aan [klager] verleende verlof c.q. de omzetting van haar verlofregeling in een bezoekregeling die inhoudt dat zij wekelijks bezoek van haar vader in de instelling ontvangt.

De klachtencommissie heeft de klacht gegrond verklaard voor wat betreft de zorgvuldige vastlegging en schriftelijke communicatie, heeft de bestreden beslissing niet vernietigd, maar de instelling wel opgedragen om een nieuwe beslissing te nemen ten
aanzien van de bezoek- en verlofregeling en daarbij aan te sluiten bij de uitkomsten van het persoonlijkheidsonderzoek, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de klachtencommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het verlof is ingetrokken in oktober 2012 na een bezoek van [klager] aan haar vader in zijn woning. Hij moest naar de wc en zag vanuit de wc [klager] en de buurvrouw aan de overkant van de straat staan bij de cafetaria. Dit duurde slechts een paar
minuten. In die paar minuten tijd zou zij volgens de instelling seksueel contact moeten hebben gehad met een jongen. Dit wordt ontkend. De instelling blaast dingen verschrikkelijk op, maar laat zijn dochter wel onbegeleid met het openbaar vervoer naar
de seksuoloog reizen. De instelling heeft vervolgens haar verlof ingetrokken en omgezet in een bezoekregeling van anderhalf uur per week. In juli 2013 zou er overleg hebben plaatsgehad, maar klager is hiervoor niet uitgenodigd. Inmiddels is klager
uitgenodigd voor een gesprek met de instelling op 5 september 2013. Hij heeft weinig vertrouwen in dit gesprek. Zijn vertrouwen in de instelling is geschaad. Hem was toegezegd dat om de zoveel tijd bezien zou worden of weer verlof kon worden verleend.
Heel duidelijk was dat het niet de vraag was of er weer verlof wordt verleend, maar hoe het verlof zou worden ingevuld. De verantwoordelijkheid voor het verlof ligt bij Juzt en niet bij Bureau Jeugdzorg.
[Klager] wacht al een hele tijd op verlof. Er zijn haar eerder toezeggingen gedaan. De hele zomervakantie is aan haar voorbij gegaan. Het is in het belang van zijn dochter dat ze af en toe van de groep af kan om stoom af te blazen. In een vorige groep
is ze seksueel misbruikt. Zonder verlof krijgt ze geen kans om zich te bewijzen. Klager maakt zich ernstig zorgen over zijn dochter. Hij ziet geen enkele vooruitgang. Er zijn plannen om haar besloten te plaatsen in een andere instelling, waar wel
uitbreiding van verlof zal plaatsvinden. Klager is het eens met een besloten plaatsing.
In het plan staat niet vermeld aan welke voorwaarden qua veiligheid en opbouw klager en zijn dochter moeten voldoen. Klager zou graag zwart op wit willen zien wat Juzt wil.
De instelling is haar afspraken niet nagekomen.

Door/namens de directeur is in beroep het tegenover de klachtencommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De klachtencommissie heeft aangegeven dat nog eens goed naar de verlofregeling moest worden gekeken en daarbij de uitkomst van het persoonlijkheidsonderzoek moest worden betrokken. Dit is geschied. Op 26 juni 2013 is een nieuw plan, waarin de
bezoekregeling vooralsnog werd gecontinueerd, aan klager verzonden. Dit plan heeft de instemming van de gezinsvoogd. Een gesprek diende plaats te vinden tussen klager, de gezinshulpverlener de heer N, de gezinsvoogd en de behandelcoördinator. Een
probleem bij het maken van afspraken is dat klager niet met de gedragswetenschapper in gesprek wil.
Bureau Jeugdzorg zou de uitnodiging voor dit gesprek verzorgen, maar dit gesprek heeft helaas mede door de wisseling van de gezinsvoogden, nog niet plaats kunnen vinden. Inmiddels is klager uitgenodigd voor een gesprek op 5 september 2013.

Uit de telefonische informatie van 11 september 2013 van klagers raadsvrouw volgt dat het gesprek dat plaats heeft gevonden op 5 september 2013 vroegtijdig is afgebroken omdat partijen niet verder kwamen in het gesprek.

3. De beoordeling
Klagers klacht betreft het intrekken van het aan zijn dochter verleende verlof c.q. omzetting van haar verlofregeling in een bezoekregeling. De beroepscommissie stelt vast dat op grond van het bepaalde in artikel 29v, vijfde lid, Wjz juncto artikel
29w,
eerste lid, Wjz ter zake van een beslissing aangaande verlof een klacht kan worden ingediend.
De beroepscommissie zal klager, aan wie als ouder met bevoegd gezag op grond van het bepaalde in artikel 29a, tweede lid, Wjz een zelfstandig klachtrecht toekomt, net als de klachtencommissie in de klacht ontvangen.

De klachtencommissie heeft aangegeven dat van de instelling verwacht mag worden dat er helder wordt gecommuniceerd naar klager over de inperking van de verlofregeling en dat zorgvuldig wordt vastgelegd in verlofplannen welke randvoorwaarden er gelden
en
welke ontwikkelingen er zijn. De klachtencommissie heeft, omdat aan het bovenstaande niet is voldaan, de klacht gegrond verklaard, de bestreden beslissing niet vernietigd en de directeur van de instelling opdracht gegeven om, de uitkomsten van het
persoonlijkheidsonderzoek meewegend, binnen twee weken na dagtekening van de uitspraak een nieuwe beslissing te nemen. Nu de klachtencommissie de klacht van klager al gegrond heeft verklaard is de vraag wat klager beoogt met zijn beroep. Ofwel, wat
zijn
belang is bij het beroep. Formeel moet immers gezegd worden dat klager geen belang heeft bij het beroep, want hij is – kort gezegd – in het gelijk gesteld door de klachtencommissie. De beroepscommissie begrijpt klagers bezwaar tegen de beslissing van
de klachtencommissie zo dat hij wil dat er een verlofregeling voor zijn dochter komt. Gelet op het bepaalde in artikel 29w juncto artikel 29y Wjz kan de beroepscommissie niet bepalen dat haar uitspraak treedt in de plaats van de vernietigde beslissing
en kan zij derhalve klager geen verlof toekennen. Het is de verantwoordelijkheid van de directeur van de instelling om te bepalen of en zo ja, onder welke voorwaarden verlof mogelijk is. De directeur moet hierbij alle aspecten rond de veiligheid van
een
minderjarige in ogenschouw nemen en afwegen. Zijn beslissing moet helder, goed inzichtelijk en liefst schriftelijk worden genomen, zodat voor alle betrokkenen duidelijk is welke afwegingen er aan de beslissing ten grondslag liggen. Daarna kan dan,
indien gewenst, getoetst worden of de beslissing zorgvuldig tot stand is gekomen en of die redelijk en billijk te achten is.

Nu klager geen belang heeft bij een behandeling van zijn beroep dient hij hierin niet- ontvankelijk te worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J. Calkoen-Nauta, voorzitter, prof. dr. P.H. van der Laan en R. van Benthem RA, leden, bijgestaan door
mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 10 oktober 2013

secretaris voorzitter

Naar boven