Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2337/GA, 8 oktober 2013, beroep
Uitspraakdatum:08-10-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/2337/GA

betreft: [klager] datum: 8 oktober 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.B. Baumgarten, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 19 juni 2013 van de beklagcommissie bij de locatie Zuyder Bos, te Heerhugowaard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voornoemde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman A.B. Baumgarten, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Hij is het niet eens met de overweging dat bij afweging van het belang van klager bij een goede en tijdige voorbereiding op zijn terugkeer in de
samenleving enerzijds en het risico op een hernieuwde confrontatie met de politie anderzijds, in dit stadium van zijn detentie laatst genoemd belang dient te prevaleren.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep gehandhaafd.

3. De beoordeling
Het verlof verzoek van klager is afgewezen omdat het ernstig vermoeden bestaat dat het verlof zal leiden tot alcoholmisbruik, druggebruik of een poging tot invoer van contrabande, gebleken is dat klager onbetrouwbaar is met betrekking tot gemaakte
afspraken en het beoogde verlofadres niet akkoord is bevonden door de politie en het Openbaar Ministerie (verder: OM).

De beroepscommissie is van oordeel dat niet gemotiveerd is op grond waarvan het ernstige vermoeden bestaat dat het verlof zal leiden tot alcoholmisbruik, druggebruik of een poging tot invoer van contrabande. De enkele omstandigheid dat klager zijn
delict onder invloed van alcohol heeft begaan, is daarvoor onvoldoende. Deze grond kan derhalve niet, zonder nadere motivering, aan de afwijzing van het verlof ten grondslag worden gelegd.

Met betrekking tot het nakomen van afspraken wordt als volgt geoordeeld. Het OM heeft negatief geadviseerd in verband met gebleken onbetrouwbaarheid met betrekking tot het nakomen van afspraken. Dit advies is echter niet nader onderbouwd. De enkele
omstandigheid dat klager thans naast zijn straf ook een detentie voor eerdere voorwaardelijke veroordelingen zal moeten ondergaan, is onvoldoende om te kunnen concluderen dat klager gemaakte afspraken niet nakomt. Niet onderbouwd is immers welke
voorwaarden klager zou hebben geschonden en hoe die schending te relateren is aan het al dan niet nakomen van afspraken door klager. De beslissing is op dit punt eveneens onvoldoende gemotiveerd.

Tot slot oordeelt de beroepscommissie met betrekking tot het verlofadres van klager het volgende. Op grond van artikel 4, aanhef en onder j, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting wordt verlof geweigerd, indien een aanvaardbaar
verlofadres
ontbreekt. Het gaat om het adres waar klager van plan is ook na zijn vrijlating weer te gaan wonen. De beroepscommissie stelt voorop dat de aanvaardbaarheid van het verlofadres wordt bepaald door de woning, in relatie tot de omgeving en de bewoners.
Uit
het overgelegde advies van het OM van 10 april 2013 blijkt dat het verlofadres niet is goedgekeurd omdat het is gelegen in het werkgebied van de politie, eenheid Noord-Holland. De beroepscommissie is van oordeel dat de omstandigheid dat
politiefunctionarissen in de regio geconfronteerd kunnen worden met klager direct samenhangt met de uitoefening van hun beroep en als zodanig geen grond is voor weigering verlof. Ook voor het directe slachtoffer van het delict waarvoor klager
veroordeeld is geldt dat een mogelijke confrontatie , hoe onwenselijk ook, direct samenhangt met zijn functie en als zodanig dient te worden geaccepteerd. De aangevoerde gronden zijn derhalve onvoldoende om het verlofadres af te keuren. Ook op dit punt
is de beslissing aldus onvoldoende gemotiveerd.

Het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien maakt dat de bestreden beslissing is genomen op gronden die deze niet kunnen dragen, zodat die beslissing bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk moet
worden aangemerkt.

De beroepscommissie zal de het beroep gegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en zij zal het beklag alsnog gegrond verklaren. Zij zal tevens de beslissing van 21 mei 2013 vernietigen en de directeur opdragen een
nieuwe beslissing te nemen. De beroepscommissie ziet geen aanleiding aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak.
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij vernietigt de beslissing waarover is geklaagd en draagt de directeur op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak.
Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming toekomt.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. G.L.M. Urbanus, leden, in tegenwoordigheid van mr. T. Nauta, secretaris, op 8 oktober 2013

secretaris voorzitter

Naar boven