Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2646/GB, 7 oktober 2013, beroep
Uitspraakdatum:07-10-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/2646/GB

Betreft: [klager] datum: 7 oktober 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.J. Weldam, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 12 augustus 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het verzoek van klager om hem over te plaatsen naar een gevangenis afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 5 november 2012 gedetineerd. Hij is op 5 november 2012 als preventief gehechte in het h.v.b. van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Nieuwegein geplaatst.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Ook niet-onherroepelijk veroordeelden tot een ISD-maatregel kunnen in aanmerking komen voor doorplaatsing. In de Pbw en de Regeling selectie plaatsing en overplaatsing wordt voor deze categorie geen uitzondering gemaakt. De vrijheidsontnemende
maatregel
dient in dit opzicht gelijk te worden gesteld met de vrijheidsstraf. Een al dan niet onherroepelijk veroordeelde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele gemeenschap, tenzij hier contra-indicaties voor bestaan. Er is geen
legitieme reden om klager geplaatst te houden in een inrichtingsregime met een hoger beveiligingsniveau nu een minder beveiligingsniveau voldoet. Klager wijst op de uitspraak van de RSJ (10/2417/GB) waarin de gevangenisstraf als vrijheidsstraf, bij
plaatsing en overplaatsing, gelijk wordt gesteld aan vrijheidsontneming op grond van de ISD-maatregel.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is veroordeeld tot een ISD-maatregel en is hiertegen in beroep gegaan. Indien klager zou zijn veroordeeld tot een reguliere gevangenisstraf en hij zou daartegen in beroep gaan, dan kan klager in aanmerking komen voor doorplaatsing naar een
gevangenis. Volgens artikel 10 Pbw zijn gevangenissen bestemd voor de opneming van personen die, al dan niet, onherroepelijk zijn veroordeeld tot een vrijheidsstraf. Klager is veroordeeld tot een ISD-maatregel en valt daardoor buiten de categorie van
personen waar de gevangenissen voor zijn bedoeld.

4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. In artikel 9, tweede lid sub b, van de Pbw
wordt
bepaald dat huizen van bewaring zijn bestemd voor de opneming van personen ten aanzien van wie een bevel tot voorlopige hechtenis is gegeven en aan wie de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging is opgelegd, maar die niet tevens
tot een vrijheidsstraf zijn veroordeeld, dan wel aan wie de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders is opgelegd, voor zolang het opleggen van die maatregel niet onherroepelijk is. Gezien het feit dat klager in beroep is
gegaan tegen het vonnis in eerste aanleg, waarbij hem de ISD-maatregel is opgelegd, kan niet gesproken worden van een onherroepelijk vonnis. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van M.E.H. Nijp, secretaris, op 7 oktober 2013

secretaris voorzitter

Naar boven