Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3273/STA, 8 oktober 2013, schorsing
Uitspraakdatum:08-10-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer: 13/3273/STA

betreft: [klager] datum: 8 oktober 2013

De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. S.C. van Paridon, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de Pompestichting te Nijmegen, verder de inrichting te noemen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 64 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van het hoofd van de inrichting van 3 oktober 2013, inhoudende - zo
begrijpt de voorzitter - het voornemen verzoeker te verplichten tot het ondergaan van geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 16b, onder a, Bvt voor de duur van drie maanden, ingaande op 14 oktober 2013 en eindigend op 14 januari 2014.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het beroepschrift van 4 oktober 2013 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van het hoofd van voornoemde inrichting van 8 oktober 2013.

1. De standpunten
Verzoeker heeft zijn verzoek als volgt toegelicht.
De aankondiging van het voornemen om een gedwongen behandeling te gaan verrichten, houdt in dat verzoeker op 14 oktober 2013 onder dwang medicatie zal worden gegeven. Verzoeker is het daarmee niet eens. Hij betwist dat zijn standpunt dat hem
clandestien
middelen worden toegediend is gebaseerd op wanen. Verzoeker heeft hierover klachten ingediend en op de zitting van de beroepscommissie van 31 oktober 2013 wordt zijn beroep daarover behandeld (13/2248/TA). Verder betwist verzoeker dat hij zich
daadwerkelijk dreigend heeft uitgelaten tegen een personeelslid. De achteruitgang van verzoekers functioneren vloeit niet voort uit waanideeën, maar uit het constant inperken van de behandelmogelijkheden en vrijheden van verzoeker. Het dreigement om
verzoeker op een longstayafdeling te plaatsen lijkt geen ander doel dan intimidatie te dienen. Verzoeker betwist voorts ten stelligste dat over langere tijd is getracht hem te bewegen vrijwillig antipsychotica in te nemen. Verzoeker ontkent niet dat er
problemen zijn. Ondanks zijn herhaaldelijke verzoek om een gesprek daarover, heeft tot op heden geen gesprek met medewerkers van de inrichting plaatsgevonden.
Indien de dwangbehandeling zal worden gestart, kan dit voor hem schadelijke gevolgen voor zijn gezondheid hebben.

Uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting komt het volgende naar voren.
Het schorsingsverzoek ziet op het voornemen van het hoofd van de inrichting tot een beslissing tot het toepassen van een a-dwangbehandeling op 14 oktober 2013. Hier is slechts sprake van een voornemen als bedoeld in artikel 34d Reglement verpleging ter
beschikking gestelden (Rvt) en nog niet van een beklagwaardige beslissing.

2. De beoordeling
Ingevolge artikel 16b, onder a, Bvt kan het hoofd van de inrichting beslissen verzoeker te verplichten tot het ondergaan van geneeskundige behandeling voor zover aannemelijk is dat zonder die behandeling het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens
de verpleegde doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

In artikel 34d, eerste lid, Rvt is bepaald dat het hoofd van de inrichting - voor zover hier van belang - de voorzitter van de commissie van toezicht en de raadsman van de verpleegde in kennis stelt van het voornemen tot een beslissing tot een
a-dwangbehandeling (als bedoeld in artikel 16b, onder a, Bvt) uiterlijk drie dagen voor het nemen van die beslissing.

De voorzitter stelt vast dat aan verzoeker en/of zijn raadsman een schriftelijke mededeling van een maatregel, inhoudende een gedwongen geneeskundige a-behandeling als bedoeld in artikel 16b onder a Bvt, met als aanvangsdatum 14 oktober 2013 en als
einddatum 14 januari 2013 is toegezonden.
In deze maatregel is opgenomen: “Het voornemen tot de maatregel is op 3 oktober 2013 en daarmee tenminste 3 dagen voor uitvoering van de beslissing aan u en de voorzitter van de Commissie van Toezicht gemeld, en aan uw advocaat. Deze personen hebben
wel/geen bezwaren geuit tegen deze behandeling. Indien van toepassing: omschrijf welke personen welke bezwaren hebben geuit: .” Niet is ingevuld dat en welk bezwaar verzoeker of zijn raadsman heeft. Voorts is de maatregel niet gedateerd, niet
ondertekend en is niet ingevuld of verzoeker in het kader van de hoorplicht naar zijn mening is gevraagd en wat die mening inhoudt. Evenmin is een datum van uitreiking ingevuld.

Gelet hierop kan naar het voorlopig oordeel van de voorzitter niet worden gesproken van een definitieve beslissing tot het toepassen van een a-dwangbehandeling als bedoeld in artikel 16b, onder a, Bvt en is slechts sprake van een mededeling van een
voorgenomen beslissing als bedoeld in artikel 34d Rvt waartegen verzoeker en zijn raadsman bezwaren kenbaar kunnen maken, waarna de beslissing dient te volgen. Hoewel de Bvt noch het Rvt vormvoorschriften geeft voor de kennisgeving van een voorgenomen
beslissing als bedoeld, merkt de voorzitter op dat het verwarring wekt om de kennisgeving te geven in de vorm van een schriftelijke mededeling van een beslissing met daaronder de vermelding van een beroeps- en schorsingsclausule. Deze verwarring zou
kunnen worden voorkomen als een afzonderlijke schriftelijke mededeling van de kennisgeving van de voorgenomen beslissing zou worden gegeven, zonder bedoelde clausule, die is ondertekend en van een datum is voorzien.

Op grond van artikel 69, eerste lid, onder g, staat rechtstreeks beroep open tegen een beslissing als bedoeld in artikel 16b, onder a, Bvt.
Ingevolge artikel 69, vierde lid, Bvt, gelezen in verband met artikel 64, eerste lid, Bvt, kan pas schorsing worden verzocht van een definitief besluit tot gedwongen medische behandeling op grond van het bepaalde in artikel 16b, onder a, Bvt indien
tegen die beslissing een beroepschrift is ingediend.

De beslissing van het hoofd van de inrichting waarin hij aangeeft voornemens te zijn tot dwangbehandeling over te gaan is naar het oordeel van de voorzitter geen beslissing waartegen beroep open staat en die voor schorsing in aanmerking kan komen.
Verzoeker moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn verzoek.

De voorzitter van de beroepscommissie hecht er aan op te merken dat het hoofd van de inrichting er rekening mee dient te houden dat verzoeker na ontvangst van de definitieve beslissing tot dwangbehandeling in staat moet worden gesteld een
schorsingsverzoek en beroepschrift in te dienen, alsmede dat met de daadwerkelijke uitvoering van deze beslissing zal worden gewacht totdat uitspraak op een ingediend schorsingsverzoek is gedaan.

3. De uitspraak
De voorzitter verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek.

Aldus gegeven door mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 8 oktober 2013

secretaris voorzitter

Naar boven