Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1799/GA, 2 oktober 2013, beroep
Uitspraakdatum:02-10-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/1799/GA

betreft: [klager] datum: 2 oktober 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.J. Visser, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 28 mei 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) locatie Maastricht

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 augustus 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord klagers raadsman mr. B.J. Visser en de juridisch medewerker van het PPC locatie Maastricht, [...]. Hoewel voor klagers
vervoer
naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het opnemen en afluisteren van telefoongesprekken die klager met zijn raadsman heeft gevoerd in de periode van december 2012 tot en met februari 2013 en het verstrekken van die opnames aan het Openbaar Ministerie (OM).

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is er eerst eind maart 2013 van op de hoogte gekomen dat alle telefoongesprekken in de inrichting, waaronder die met advocaten, werden opgenomen.
Direct hierna heeft hij beklag ingediend. Mitsdien moet geconcludeerd worden dat klager binnen de beklagtermijn, als bedoeld in artikel 61, vijfde lid, van de Pbw, beklag heeft ingediend. Het opnemen van gesprekken tussen gedetineerden en advocaten is
in strijd met de Pbw. Desgevraagd antwoordt klagers raadsman dat hij in de periode waarover klager zich heeft beklaagd, frequent telefonisch contact heeft gehad met klager over diens hoger beroep. Tijdens deze telefoongesprekken is ook de inhoud van
klagers strafzaak besproken. Klager heeft de stellige indruk dat de inrichting deze telefoongesprekken met zijn advocaat heeft afgeluisterd en de inhoud daarvan heeft doorgeleid naar het OM.

Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het klopt dat in de periode waarover klager heeft geklaagd alle telefoongesprekken van gedetineerden, ook die met geprivilegieerde contacten, zijn
opgenomen. Afluisteren of uitluisteren van opgenomen gesprekken gebeurt alleen indien daartoe de noodzaak bestaat. Echter, gesprekken die gedetineerden voeren met advocaten worden direct gewist en nimmer afgeluisterd of uitgeluisterd. Klagers
telefoongesprekken zijn niet afgeluisterd. De opnames van de telefoongesprekken die klager met zijn advocaat heeft gevoerd, zijn gegarandeerd niet verstrekt aan het OM.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 61, vijfde lid, van de Pbw dient een klaagschrift uiterlijk op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen te worden ingediend. Klagers klacht heeft
betrekking op het opnemen en afluisteren van zijn telefoongesprekken in de periode van december 2012 tot en met februari 2013. Het klaagschrift dateert van 30 maart 2013. In zijn klaagschrift heeft klager geschreven dat hij eerst eind maart 2013, na
een
beleidswijziging (met betrekking tot telefoneren) van de inrichting als gevolg van een uitspraak van de beroepscommissie in een zaak van een medegedetineerde, op de hoogte is gekomen van het feit dat zijn telefoongesprekken met zijn raadsman zijn
opgenomen. De uitspraak van de beroepscommissie waarop klager doelt, dateert van 1 maart 2013 (kenmerk 12/3913/GA en 12/4042/GA). De beroepscommissie is gelet op het vorenstaande, in aanmerking nemende dat het doorvoeren van een beleidswijziging enige
tijd met zich meebrengt en gezien het feit dat in de huisregels niet staat dat telefoongesprekken van gedetineerden met advocaten worden opgenomen, van oordeel dat klager zijn beklag niet buiten de termijn van artikel 61, vijfde lid, van de Pbw heeft
ingediend. De beroepscommissie zal het beroep derhalve gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

Ten aanzien van het beklag dat betrekking heeft op het opnemen van klagers telefoongesprekken met zijn advocaat overweegt de beroepscommissie het volgende.
De beroepscommissie stelt voorop dat – zoals is beslist in de uitspraak van 29 oktober 2012 (kenmerk 12/1813/GA en 12/1847/GA) – het opnemen van telefoongesprekken tussen gedetineerden en geprivilegieerde personen of instanties, als vermeld in artikel
37, eerste lid, van de Pbw, – waaronder advocaten – in strijd is met de wet, meer in het bijzonder met de strekking van artikel 39, vierde lid, van de Pbw.
Klagers raadsman heeft desgevraagd verklaard dat hij in de periode waarover klager zich beklaagt frequent telefonisch contact heeft gehad met klager. De juridisch medewerker van het PPC heeft ter zitting te kennen gegeven dat in de periode waarover de
klacht gaat, alle telefoongesprekken van gedetineerden, dus ook gesprekken met geprivilegieerde personen, werden opgenomen. Gelet hierop neemt de beroepscommissie als vaststaand aan dat alle telefoongesprekken die klager in de periode van december 2012
tot en met februari 2013 heeft gevoerd met zijn raadsman zijn opgenomen.
Gelet op het vorenstaande zal de beroepscommissie het beklag, voor zover dat betrekking heeft op het opnemen van klagers telefoongesprekken met zijn raadsman, gegrond verklaren. De beroepscommissie zal aan klager een tegemoetkoming toekennen en bepaalt
de hoogte daarvan, waarbij rekening wordt gehouden met het feit dat klager frequent telefonisch contact heeft gehad met zijn raadsman, op € 50,=.

Ten aanzien van het overige gedeelte van het beklag overweegt de beroepscommissie het volgende. Op basis van de stukken en hetgeen namens de directeur ter zitting is aangevoerd, acht de beroepscommissie het onvoldoende aannemelijk geworden dat klagers
telefoongesprekken zijn afgeluisterd dan wel dat de opgenomen telefoongesprekken zijn uitgeluisterd. Eveneens acht de beroepscommissie het onvoldoende aannemelijk geworden dat de opnames van klagers telefoongesprekken met zijn advocaat door de
directeur
zijn verstrekt aan het OM. Gelet hierop zal de beroepscommissie het beklag voor het overige ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag. Zij verklaart het beklag voor zover dit betrekking heeft op het opnemen van klagers
telefoongesprekken
met zijn raadsman gegrond en kent klager daarvoor een tegemoetkoming toe van € 50,=. De beroepscommissie verklaart het beklag voor het overige ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.M.L. Pattijn MSM, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.A Groeneveld, secretaris, op 2 oktober 2013

secretaris voorzitter

Naar boven