Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3065/JA, 2 oktober 2013, beroep
Uitspraakdatum:02-10-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3065/JA

betreft: [klager] datum: 2 oktober 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een op 18 september 2013 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.I. Roos,
namens

[...], geboren op 3 mei 1996, verder te noemen klager,

gericht tegen een mondelinge uitspraak van 16 september 2013 van de beklagcommissie bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) LSG Rentray te Lelystad,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde j.j.i. in de gelegenheid gesteld om uiterlijk op 30 september 2013 schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. G.I. Roos om het beroep uiterlijk op 30 september 2013
schriftelijk toe te lichten, zodat de beroepscommissie tijdig, vóór 4 oktober 2013, uitspraak kan doen. Partijen hebben daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van het verzoek om incidenteel verlof voor het bijwonen van een bruiloft van klagers nicht op 4 oktober 2013.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het is niet juist dat de inrichting geen inzicht in de risicofactoren heeft. Klager verblijft al weer geruime tijd in de inrichting, waardoor de inrichting een indicatie van het goede gedrag van klager heeft gekregen. Het recidiverisico voor een delict
als waarvan klager wordt verdacht is laag. Dit blijkt uit punt 6 van het overgelegde rapport van de Raad voor de Kinderbescherming.
Verder valt het bijwonen van een bruiloft in klagers geval onder de omstandigheden in de persoonlijke levensfeer van klager zoals bedoeld in artikel 32 Reglement justitiële jeugdinrichtingen (Rjj).

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht. Dit standpunt houdt het volgende in. Mogelijke risicofactoren bij het verlaten van de inrichting kunnen nog niet in beeld worden gebracht als
gevolg van het door klager ingediende hoger beroep. Zo kan er bijvoorbeeld nog geen risicotaxatie op basis van de Savry worden afgenomen. Verder kan incidenteel verlof alleen worden aangevraagd voor onverwachte gebeurtenissen of omstandigheden, zoals
een ziekenhuisbezoek, een begrafenis van een direct familielid of een intake voor een vervolgplek. Een bruiloft van een nicht valt daar niet onder. Ook moet rekening worden gehouden met het feit dat de zaak van klager mediagevoelig is.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 30, eerste lid, Bjj kan de directeur met machtiging van de Staatssecretaris een jeugdige, die in een j.j.i. verblijft krachtens een strafrechtelijke titel van vrijheidsbeneming, in de gelegenheid stellen de inrichting bij wijze van
verlof te verlaten.

Volgens artikel 32, eerste lid, Rjj kan incidenteel verlof worden verleend in verband met onverwachte gebeurtenissen of omstandigheden in de persoonlijke levenssfeer van de jeugdige waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. In het tweede tot en met
vierde lid van dit artikel worden - niet limitatief - enkele gebeurtenissen of omstandigheden genoemd waar onder meer incidenteel verlof voor kan worden verleend.

De directeur heeft klagers aanvraag van 16 juli 2013 om incidenteel verlof voor het bijwonen van de bruiloft van zijn nicht op 4 oktober 2013 op 23 juli 2013 afgewezen. In het licht van de zojuist genoemde bepalingen moet deze afwijzing worden opgevat
als een weigering om bij de Staatssecretaris een verzoek om de vereiste machtiging voor het verlenen van incidenteel verlof in te dienen.

Op grond van artikel 65 Bjj, zoals dit artikel luidt sinds de inwerkingtreding van wijzigingen in de Bjj op 1 juli 2011, staat geen beklag meer open tegen elke beslissing van de directeur jegens een jeugdige, maar alleen nog tegen de in dit artikel
opgesomde beslissingen. Aangaande verlof staat ingevolge artikel 65, eerste lid onder g, Bjj beklag open tegen de beslissing tot beperking of intrekking van verlof.
Artikel 65, eerste lid, onder m, Bjj bepaalt dat de jeugdige bij de beklagcommissie beklag kan doen over enige andere hem betreffende door of namens de directeur genomen beslissing die een beperking inhoudt van een recht dat de jeugdige op grond van
een
bij of krachtens deze wet of een ieder verbindende bepaling van een in Nederland geldend verdrag toekomt.

Het niet aanvragen van een verlofmachtiging is niet aan te merken als een beslissing tot beperking of intrekking van verlof.
Voorts heeft een jeugdige niet op grond van een bij of krachtens de Bjj of een ieder verbindende bepaling van een in Nederland geldend verdrag recht op het aanvragen door de directeur van een verlofmachtiging. Volgens vaste jurisprudentie van de
beroepscommissie (zie uitspraak 12/3944/JA van 23 april 2013) bestaat er voor strafrechtelijk geplaatste jeugdigen volgens de bedoeling van de wetgever geen absoluut recht op planmatig verlof en staat geen beklag open tegen de beslissing van de
directeur van een j.j.i. om geen verlofmachtiging aan te vragen.
Hetzelfde geldt naar het oordeel van de beroepscommissie ook voor incidenteel verlof.

De beroepscommissie komt daarom tot het oordeel dat klager niet-ontvankelijk verklaard had moeten worden in zijn beklag.

Overigens zou, als er geen sprake zou zijn van een beperkt beklagrecht en wel beklag zou open staan, het beroep ongegrond zijn verklaard, reeds omdat - als al zou worden aangenomen dat een bruiloft is aan te merken als een onverwachte gebeurtenis of
omstandigheid in de persoonlijke levenssfeer als bedoeld in artikel 32, eerste lid, Rjj - in ieder geval niet is gebleken dat is voldaan aan het vereiste dat de aanwezigheid van klager bij de bruiloft van zijn nicht noodzakelijk is. De omstandigheid
dat
klager en zijn familie klagers aanwezigheid bij de bruiloft wenselijk achten, kan niet leiden tot een ander oordeel.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, mr. J. Calkoen-Nauta en mr. S.B. de Pauw Gerlings - Döhrn, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 2 oktober 2013.

secretaris voorzitter

Naar boven