Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1626/GA, 2 oktober 2013, beroep
Uitspraakdatum:02-10-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/1626/GA

betreft: [klager] datum: 2 oktober 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B. van der Werf, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 13 mei 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 27 juni 2013, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. B. van der Werf, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Nieuwegein. In verband met
vervoersperikelen
kon klager niet vervoerd worden naar de zitting. In plaats daarvan is klager in de gelegenheid gesteld te reageren op het verslag van de zitting. Per brief van 10 juli 2013 heeft de directeur gereageerd op enkele ter zitting gestelde vragen. Op 9
augustus 2013 is een reactie hierop van de raadsvrouw van klager ontvangen. De directeur is vervolgens in de gelegenheid gesteld op het verslag en de nadere reactie van de raadsvrouw te reageren. Hierop is geen reactie ontvangen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel voor de duur van 14 dagen wegens de vondst van contrabande op klagers meerpersoonscel, en
b. de overplaatsing van klager naar een andere inrichting.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard wat betreft onderdeel a van het beklag en klager niet-ontvankelijk verklaard ten aanzien van onderdeel b van het beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De twee in de televisie aangetroffen telefoons zijn niet van klager en evenmin tot klager te herleiden. De televisie was bovendien verzegeld en klager
verbleef net vijf dagen in zijn cel. De televisie bevond zich al op de cel toen klager daarin werd geplaatst. Klager heeft moeten luchten in een afgekeurde luchtkooi. Verder is onduidelijk of het horen heeft plaatsgevonden vóórdat klager in de strafcel
is geplaatst. Door de directeur zijn voor de beklagrechter gronden aangevoerd die niet staan vermeld in de schriftelijke mededeling van de beslissing. Klager is niet in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. Klager wil een tegemoetkoming voor de
aan
hem ten onrechte opgelegde disciplinaire straf, de wijze waarop hij heeft kunnen luchten en het niet hebben kunnen deelnemen aan het dagprogramma. Hij acht een vergoeding van € 50,= per dag redelijk.
Klager mist bij de stukken een verslag van de celinspectie. Uit dit verslag zal kunnen blijken dat de televisie van klager verzegeld was. Klager wil ook kennisnemen van de inhoud van de tip die de aanleiding vormde tot de celinspectie. Ook van het
horen
van klager door de directeur ontbreekt een verslag. Klager ziet niet in waarom hij verantwoordelijk wordt gehouden voor de vondst van de contrabande op zijn cel. Onduidelijk is of rekening is gehouden met het feit dat bij klagers celgenoot een grote
hoeveelheid geld is aangetroffen. Het standpunt van de directeur is onvoldoende onderbouwd. Klager meent dat de klacht over het luchten in een afgekeurde luchtkooi kan worden meegenomen bij de beoordeling van het beroep, nu in de beslissing van de
directeur wordt gesproken over het luchten in de luchtkooi.
Voor klager is onduidelijk waar de directeur zijn stelling op baseert, dat de televisie in de cel van klager aanwezig was toen klager en zijn celgenoot in de cel werden geplaatst. De verslagen en een inventarisatielijst ontbreken. Een verslaglegging is
vereist en dient bij de stukken te worden gevoegd. Uit de stukken blijkt niet dat klager wist dat de verzegeling was verbroken. Het is mogelijk dat klagers celgenoot de verzegeling heeft verbroken en dat klager hier geen wetenschap van had. Klager
heeft
zijn straf niet geaccepteerd.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De directeur weet niet waar de adapter zonder stekker is aangetroffen en weet evenmin of deze adapter hoort bij de in de televisie gevonden
stekker.
De directeur weet ook niet of de televisie waarin de telefoons zijn aangetroffen door klager is gehuurd en hoe lang deze televisie op de cel aanwezig was. Er vindt in de inrichting geen registratie plaats van de televisies die de gedetineerden op cel
houden. In een meerpersoonscel kunnen beide gedetineerden verantwoordelijk worden gehouden voor de voorwerpen die op cel worden aangetroffen. De directeur weet niet of de tip betrekking had op de telefoon en of klagers naam hierin expliciet is genoemd.
De tip wees in ieder geval in de richting van klager. De inhoud van de tip is de directeur niet bekend. Wat betreft de klacht over de luchtkooi meent de directeur dat klager op dit onderdeel niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat deze klacht
voor het eerst in beroep wordt aangevoerd. Van het horen wordt standaard geen verslag opgemaakt. Aan klager is het verslag niet direct om 14.00 uur maar wel vóór 16.00 uur aangezegd, ook al staat in het verslag dat het hem niet is aangezegd. Dat is
logisch, meent de directeur, omdat klager anders geen straf kon worden opgelegd. Waaruit blijkt dat het verslag daadwerkelijk is aangezegd, weet de directeur niet. Klager verbleef om 14.00 uur elders. De waarde van een telefoon in de inrichting is
aanzienlijk. Het is niet aannemelijk dat deze door iemand anders is vergeten.
Zowel klager als zijn celgenoot zijn gesanctioneerd met 14 dagen opsluiting in een strafcel en zijn op 19 december 2012 overgeplaatst naar een andere inrichting. Celinspecties vormen een onderdeel van de dagelijkse werkzaamheden en worden conform de
dienstinstructies uitgevoerd. Aangetroffen verboden voorwerpen worden in beslag genomen. Hiervan wordt verslag gedaan in het schriftelijk verslag. Hierin wordt aangegeven welke voorwerpen in beslag zijn genomen. Er is geen aanvullend verslag van de
celinspectie opgemaakt. Hiervoor was ook geen aanleiding. De cellen worden standaard na plaatsing van een gedetineerde gecontroleerd. Dit wordt door de gedetineerde samen met een personeelslid gedaan. Na controle wordt een inventarisatielijst getekend.
Tijdens de inventarisatie wordt de televisie gecontroleerd. Alle televisies zijn verzegeld. Tijdens deze nulmeting wordt de verzegeling gecontroleerd. Tevens worden de schroefjes op beschadiging nagekeken. Als de televisie niet is verzegeld of is
beschadigd, dan wordt deze van cel verwijderd. Deze procedure is ook bij klager uitgevoerd. Het is niet meer mogelijk de getekende inventarisatielijst te verstrekken, omdat klager sinds 19 december 2012 niet meer in de inrichting verblijft. Het dossier
is derhalve vernietigd. Klager heeft nimmer weersproken dat de televisie bij plaatsing van klager op cel was verzegeld en niet beschadigd. De celgenoot is op dezelfde dag als klager op de meerpersoonscel geplaatst, namelijk 7 december 2012. Dagelijks
wordt een celinspectie uitgevoerd en als de verzegeling is verbroken, wordt de televisie van cel verwijderd. Op 14 december 2012 bleek de verzegeling te zijn verbroken. Klager wist dit en had kunnen verwachten dat dit leidt tot nadere controle. Klager
heeft nagelaten mogelijke gebreken direct te melden.

3. De beoordeling
In beroep heeft klager aangevoerd dat de luchtkooi in de p.i. Nieuwegein waarin hij gedurende de tenuitvoerlegging van de disciplinaire straf diende te luchten, was afgekeurd. In het licht van artikel 61, eerste lid, van de Pbw kan alleen door het
indienen van een klaagschrift bij de beklagcommissie worden geklaagd over een door of namens de directeur genomen beslissing. Klager kan niet eerst in beroep een klacht indienen. Klager kan derhalve in zoverre niet worden ontvangen in zijn beroep.

a.
Op grond van artikel 51, eerste lid, onder a jo. artikel 50, eerste lid, van de Pbw kan de directeur een gedetineerde een disciplinaire straf opleggen van opsluiting in een strafcel, indien wordt geconstateerd dat hij betrokken is bij feiten die
onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Op grond van artikel 51, vijfde lid, van de Pbw dient de gedetineerde verantwoordelijk te kunnen worden gesteld voor
de begane feiten.
In een meerpersoonscel zijn in beginsel beide gedetineerden verantwoordelijk voor de vondst van contrabande op cel, tenzij aannemelijk is dat één van hen geen verwijt treft.

Aan klager is een disciplinaire straf opgelegd na een celinspectie op 14 december 2012 waarbij een adapter zonder stekker is aangetroffen alsmede in een televisie twee telefoons in de vorm van autosleutels, een simkaart en een stekker voor een adapter.
Uit het schriftelijk verslag van 14 december 2012 is niet gebleken dat klager direct na de celinspectie of alsnog later die dag een verslag is aangezegd, zoals bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Pbw. Nu de wet het aanzeggen van het verslag
dwingend voorschrijft als voorwaarde voor het opleggen van een disciplinaire straf, is het beroep reeds om deze reden gegrond. De beroepscommissie zal het beroep derhalve gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter in zoverre vernietigen en
het
beklag op dit onderdeel alsnog gegrond verklaren.
Daar komt het volgende bij. Uit het schriftelijk verslag blijkt niet dat klager enig verwijt treft ten aanzien van de vondst van de contrabande op de meerpersoonscel. Zo blijkt uit het verslag niet waar de contrabande is aangetroffen en of de televisie
aan klager toebehoorde. Evenmin blijkt uit de overgelegde stukken dat de televisie bij klagers plaatsing op de meerpersoonscel op 7 december 2012 (nog) was verzegeld. Ook overigens is klagers betrokkenheid bij de gevonden contrabande op de
meerpersoonscel niet gebleken.

De beroepscommissie ziet aanleiding voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager. Uit de nadere schriftelijke reactie van de directeur is gebleken dat klager op 19 december 2012 is overgeplaatst naar een andere inrichting, waaruit de
beroepscommissie afleidt dat klager gedurende zes dagen in een strafcel heeft verbleven Op grond hiervan stelt de beroepscommissie de tegemoetkoming vast op € 60,=.

b.
De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de beklagrechter op goede gronden en met juistheid op dit onderdeel van het beklag heeft beslist. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep voor wat betreft het luchten in een afgekeurde luchtkooi.
Zij verklaart het beroep wat betreft beklagonderdeel a gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 60,=.
Zij verklaart het beroep wat betreft beklagonderdeel b ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 2 oktober 2013

secretaris voorzitter

Naar boven