Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2394/TB - eindbeslissing, 1 oktober 2013, beroep
Uitspraakdatum:01-10-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/2394/TB - eindbeslissing

betreft: [klager] datum: 1 oktober 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.S.K. Jap-A-Joe, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 20 juli 2012 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 november 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. H.S.K. Jap-A-Joe, en namens de Staatssecretaris [...], werkzaam
bij
de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

In haar tussenbeslissing van 11 december 2012 heeft de beroepscommissie de behandeling van het beroep aangehouden tot het moment waarop de LAP opnieuw zal hebben geadviseerd over het door klager gewenste beveiligingsniveau. Op 18 april 2013 ontving de
beroepscommissie de PJ-rapportages van psycholoog Z. en psychiater H. van 4 respectievelijk 10 maart 2013. Op 11 juli 2013 ontving de beroepscommissie het herziene LAP-advies van 10 juni 2013. Op 5 augustus 2013 ontving de beroepscommissie de
beslissing
van de Staatssecretaris van 20 juni 2013, waarbij het individuele beveiligingsniveau van klager alsnog is vastgesteld op laag. Voornoemde rapporten en de nieuwe beslissing van de Staatssecretaris zijn aan klagers raadsvrouw toegezonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager te plaatsen in een longstayvoorziening van FPC de Pompestichting (hierna: de Pompestichting) waarbij het individuele beveiligingsniveau is vastgesteld op gemiddeld.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 1 maart 1982 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een jaar en zes maanden en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klagers tbs is op 16
maart 1982 aangevangen. Op 26 oktober 1994 is klager geplaatst in het FPC Oldenkotte. Deze inrichting heeft klager op 7 augustus 2002 aangemeld voor plaatsing op een longstay-afdeling. Klager is bij besluit van 17 maart 2003 geplaatst in een
longstayvoorziening van de Pompestichting. Op 5 december 2011 is na een herbeoordeling klager geplaatst in de longstayvoorziening van de Pompestichting. Op 20 juli 2012 is andermaal besloten klager te plaatsen in voornoemde longstayvoorziening, waarbij
het individuele beveiligingsniveau is vastgesteld op gemiddeld.
Psychiater H. ondersteunt in zijn rapport van 10 maart 2013 de handhaving van klagers longstay status en schat het vereiste beveiligingsniveau als laag in. Psycholoog Z. acht in zijn rapport van 3 maart 2013 de continuering van de longstay
onvermijdelijk en concludeert dat zowel het interne als het externe individuele beveiligingsniveau als laag is te beschouwen. De LAP concludeert in zijn advies van 10 juni 2013 dat er sprake is van een laag beveiligingsniveau. Op 20 juni 2013 heeft de
Staatssecretaris het beveiligingsniveau als laag vastgesteld.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep toegelicht zoals weergegeven in de tussenbeslissing van 11 december 2012.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het standpunt ingenomen als weergegeven in de tussenbeslissing van 11 december 2012.

4. De beoordeling
Het beroep richt zich enkel tegen het in de bestreden beslissing van 20 juli 2012 vastgestelde beveiligingsniveau. De vraag of aan klager terecht de longstaystatus is toegekend, blijft derhalve buiten beschouwing.

In de na de tussenbeslissing van 11 december 2012 overgelegde PJ-rapportages en LAP-advies wordt ten behoeve van klager een laag beveiligingsniveau geïndiceerd geacht. De Staatssecretaris heeft daarop op 20 juni 2013 een nieuwe beslissing genomen en
het
beveiligingsniveau alsnog vastgesteld op laag. De beroepscommissie begrijpt hieruit, dat de oude beslissing van 20 juli 2012 is komen te vervallen.
Uit de betreffende rapportages en het LAP-advies komt naar voren dat de eerder door klager genoten begeleide verloven altijd zonder incidenten zijn verlopen. Klagers toestandsbeeld is stabiel. Hij is goed begeleidbaar en is medicatietrouw. Er zijn geen
aanwijzingen voor vluchtgevaar.
Gelet op het vorenstaande moet de beslissing van de Staatssecretaris van 20 juli 2012, voor zover het individuele beveiligingsniveau daarbij werd vastgesteld op gemiddeld, als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve gegrond
worden verklaard. De beroepscommissie volstaat met een gegrondverklaring, aangezien de bestreden beslissing inmiddels is vervallen. Uit de wettelijke aantekeningen van klager van 21 juli 2012 blijkt dat klager vóór de bestreden beslissing begeleid
verlof genoot bestaande uit tweemaal per maand boodschappenverlof en éénmaal per maand recreatief verlof. Het directe gevolg van het als gemiddeld vastgestelde beveiligingsniveau was dat klager ingevolge artikel 12, tweede lid, van de Verlofregeling
TBS geen begeleid verlof meer kon genieten. Gelet op deze gevolgen acht de beroepscommissie een tegemoetkoming aangewezen; zij stelt deze, gelet op de lange duur van de procedure, vast op € 200.=.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Staatssecretaris toekomende tegemoetkoming op € 200,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. C.F. Korvinus, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Kokee, secretaris, op 1 oktober 2013

secretaris voorzitter

Naar boven