nummer: 02/290/GM
betreft: [klager] datum: 25 juli 2002
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (PM) heeft kennis genomen van een op 6 februari 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingstandarts verbonden aan het huis van bewaring (h.v.b.) Roermond,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 23 januari 2002 van de bemiddeling door de tandheelkundig adviseur bij het ministerie van Justitie.
De beroepscommissie hield zitting op 18 april 2002, in de p.i. Amsterdam te Amsterdam.
Klager en de inrichtingstandarts hebben te kennen gegeven verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de tandheelkundig adviseur d.d. 24 september 2001, betreft het niet behandelen van klagers paradontale afwijkingen in zijn gebit.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn standpunt niet nader toegelicht.
De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen:
Klager heeft de tandarts voor de eerste maal geconsulteerd op 30 maart 2001, in verband met parodontale problemen van zijn gebit.
Na tandheelkundig onderzoek is hem medegedeeld dat gezien de ernst van de situatie behandeling door een tandarts-parodontoloog geïndiceerd is.
Op verzoek van klager heeft de tandarts op 30 maart 2001 een machtiging voor parodontale behandeling, uit te voeren door een tandarts-parodontoloog, aangevraagd en ingediend bij het Bureau Tandheelkunde te Den Haag.
Dit verzoek tot machtiging is door de tandheelkundig adviseur afgewezen.
Naar aanleiding van het verzoek d.d. 22 november 2001 van de tandheelkundig adviseur van het ministerie van Justitie heeft de tandarts nog een pocketstatus en twee röntgenfoto gemaakt.
De tandheelkundig adviseur formuleert een behandelvoorstel, nl de niet te behouden elementen te verwijderen, en deze te vervangen door uitneembare prothetische voorzieningen.
Klager is zich bewust van het feit dat een aantal elementen niet te behouden zijn, hij wenst deze te vervangen door middel van uitgebreid kroon en brugwerk.
Na twee gesprekken met klager is nu duidelijk dat zijn klacht het voorstel een uitneembare prothetische voorziening te vervaardigen behelst.
Klager heeft kenbaar gemaakt geen klacht tegen de tandarts te hebben ingediend, maar tegen de beslissing van het Bureau.
3. De beoordeling
De aan de inrichting verbonden tandarts heeft bij de tandheelkundig adviseur van het Ministerie van Justitie een aanvraag tot machtiging voor het uitvoeren van een bijzondere verrichting ingediend. De beroepscommissie is van oordeeldat de tandarts hiermee gedaan heeft wat in zijn macht lag. De aanvraag is door de tandheelkundig adviseur afgewezen en de machtiging is niet verleend, omdat de bijzondere verrichting op grond van de instructie behorende bij en deeluitmakende van de overeenkomst tot het verrichten van tandheelkundige diensten tussen de Staat der Nederlanden en de voor de tandheelkundige verzorging verantwoordelijke tandarts geen deel uitmaakt van het verstrekkingenpakket.
Klagers klacht betreft dan ook niet het handelen van de inrichtingsarts, maar de beslissing van de tandheelkundig adviseur tot het niet verstrekken van een machtiging aan de inrichtingstandarts tot het doen behandelen van klagersparadontale afwijkingen. Nu de klacht niet een medisch handelen van de aan de inrichting verbonden tandarts betreft als bedoeld in artikel 28 PM zal klager niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beroep.
Wel zal klager naar het oordeel van de beroepscommissie in de gelegenheid dienen te worden gesteld desgewenst de door hem geprefereerde behandeling op eigen kosten
-eventueel gedekt door klagers eigen verzekering- te ondergaan.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, F.M.M. van Exter en P. Hanedoes, leden, in tegenwoordigheid mr. I. Lispet, secretaris, op 25 juli 2002
secretaris voorzitter