Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1541/GM, 23 september 2013, beroep
Uitspraakdatum:23-09-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/1541/GM

betreft: [klager] datum: 23 september 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 1 mei 2013 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

De zaak zou behandeld worden ter zitting van de beroepscommissie van 19 juli 2013.
De inrichtingsarts van de locatie Zuyder Bos heeft schriftelijk medegedeeld verhinderd te zijn om ter zitting van 19 juli te verschijnen. Klager en zijn raadsman, mr. S.F.J. Smeets, zijn ter zitting van de beroepscommissie verschenen.
Namens klager is op die datum door de raadsman verzocht om aanhouding van de behandeling tot een zitting op een bij nadere appointering te bepalen datum en tijdstip.
Omdat door een omissie zijdens de RSJ klagers raadsman op een zeer laat tijdstip op de hoogte is gesteld van de datum en het tijdstip waarop het beroep van klager zou worden behandeld, is het verzoek om aanhouding van de behandeling van het beroep van
klager tot een zitting op een bij nader te bepalen datum en tijdstip gehonoreerd.

De beroepscommissie hield vervolgens zitting op 2 september 2013 in de penitentiaire inrichting Amsterdam Over-Amstel. De inrichtingsarts verbonden aan de locatie Zuyder Bos heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Klagers raadsman heeft op 2 september 2013 verzocht om aanhouding van de behandeling van de zaak, omdat klager niet op transport was gezet en daarom niet ter zitting aanwezig zou kunnen zijn.
Navraag bij de inrichting wees uit dat klager niet op tijd gereed was om met het voor hem geregelde transport mee te gaan. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan klaarblijkelijk geen gebruik willen maken.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 26 april 2013, betreft het geen toestemming geven voor een nader onderzoek, met name voor het laten doen van een MRI van klagers rug voor aanhoudende rugklachten na
een eerder ongeval met een bromfiets.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd.
Klager heeft langdurige rugklachten. Die zouden zijn ontstaan doordat hij door de politie met opzet zou zijn aangereden terwijl hij op een bromfiets reed. Klager is al eerder onderzocht en er kon toen geen duidelijke oorzaak voor zijn rugklachten
worden
aangetoond. Omdat de klachten verergeren, wil klager graag nader onderzoek en met name een nazorg MRI. Dit wordt door de medische dienst van de inrichting geweigerd.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Er kon in de inrichting niet tot een bemiddeling worden gekomen. Met klager is de mogelijkheid van een second opinion op eigen kosten besproken. Ook kan hij zich aanmelden bij de inrichtingsfysiotherapeut. Omdat hij daar eerdere afspraken niet is
nagekomen, dient hij dan wel een motivatiebrief te schrijven.
In reactie op het beroep is, onder overlegging van het medisch dossier en de correspondentie van specialisten en uitslagen van onderzoeken, aangevoerd dat er medisch gezien geen indicatie is voor nader onderzoek.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het verzoek om aanhouding overweegt de beroepscommissie dat de behandeling van de zaak op verzoek van klagers raadsman al eerder is aangehouden.
Thans is aannemelijk geworden dat het aan klager gelegen heeft dat hij niet op transport is gegaan. Van een klager niet aan te rekenen omstandigheid kan dan ook niet gesproken worden. Daarbij komt dat klagers raadsman ter zitting een nadere toelichting
had kunnen geven. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen en de beroepscommissie zal overgaan tot beoordeling van het beroep.

Gelet op de stukken overweegt de beroepscommissie dat klager stelt dat hij aanhoudende rug- en pijnklachten heeft en dat hij deze zou hebben overgehouden aan een eerder ongeval dat veroorzaakt werd door de politie. Klager is daarvoor eind 2012
onderzocht middels een MRI-scan. Daarbij zijn, blijkens de stukken, geen afwijkingen aangetroffen. Van enige medische noodzaak of andere reden die zou nopen tot het laten maken van een tweede MRI-scan is niet gebleken. Mogelijk dat klager andere
fysieke
problemen heeft van waaruit (verergering van) zijn rugklachten verklaard kunnen worden.
De medische dienst heeft zich met regelmaat bezig gehouden met klager in verband met zijn klachten. Aan klager is medicatie verstrekt en hij is verwezen naar de fysiotherapie.
De beroepscommissie is, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. S.B. de Pauw Gerlings - Döhrn, voorzitter, J.G.J. de Boer en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 23 september 2013.

secretaris voorzitter

Naar boven