Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1810/GA, 4 september 2013, beroep
Uitspraakdatum:04-09-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/1810/GA

betreft: [klager] datum: 4 september 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 3 juni 2013 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voornoemde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het verstrekken van detentieverklaringen aan twee deurwaarderskantoren door de directeur zonder voorafgaand overleg met klager hierover.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. De directeur heeft ongevraagd namens klager inlichtingen verstrekt aan twee deurwaarderskantoren. De directeur heeft de verplichting om het verstrekken
van
persoonsgegevens vooraf te bespreken. Klager heeft zelf zijn zaken geregeld door zijn verblijfsadres op te laten nemen in de gemeentelijke Basisadministratie. Het is niet in het belang van klager dat deze informatie is verstrekt aan de
deurwaarderskantoren. Daarnaast is de verstrekte informatie inhoudelijk onjuist. Er is een v.i.-datum doorgegeven in plaats van de einddatum van de detentie van klager. In zijn geval bestaan er redenen om te verwachten dat klager niet op de v.i.-datum
in vrijheid zal worden gesteld. Door deze datum door te geven in plaats van de werkelijke einddatum lopen de schulden van klager verder op. Klager beroept zich op de Wet bescherming persoonsgegevens (verder: Wbp).

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep gehandhaafd.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat de directeur detentieverklaringen ten aanzien van klager heeft verstrekt aan twee deurwaarderskantoren. Voor deze informatieverstrekking is geen overleg met klager gevoerd, evenmin heeft klager hiervoor toestemming
gegeven.

De directeur heeft toegelicht dat hij de gegevens op goede gronden heeft verstrekt en heeft ter onderbouwing hiervan verwezen naar de artikelen 58 tot en met 63a van de Invorderingswet 1990 (verder: IW).
Zoals vermeld in artikel 1, eerste lid, IW heeft deze wet gelding bij de invordering van rijksbelastingen. Uit de overgelegde verzoeken om informatie van beide deurwaarderskantoren blijkt evenwel niet dat de vorderingen zien op rijksbelastingen. De IW
is daarom in deze zaak niet van toepassing, hetgeen betekent dat de grondslag voor de gegevensverstrekking niet in deze wet gevonden kan worden.

De beroepscommissie is van oordeel dat de verstrekte informatie naar haar aard valt onder de Wbp. Artikel 22 Wbp maakt het in bepaalde gevallen mogelijk om strafrechtelijke persoonsgegevens te verwerken. De verwerking van deze strafrechtelijke
persoonsgegevens – waaronder op grond van artikel 1, sub b, van de Wbp onder meer wordt begrepen verstrekken door middel van doorzending, verspreiding of enige andere vorm van terbeschikkingstelling – is echter alleen mogelijk als deze verswerking in
overeenstemming is met het doel van het verzamelen van deze gegevens. In artikel 8 Wbp staan de gronden waarop gegevensverwerking gebaseerd kan zijn. Geen van deze gronden is in de onderhavige zaak van toepassing.

Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de bestreden beslissing is genomen op gronden die deze niet kunnen dragen. Het beroep zal gegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd.

Nu de gevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken komt aan klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie stelt de hoogte van de tegemoetkoming vast op € 10,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. M.M. van der Nat, leden, in tegenwoordigheid van mr. T. Nauta, secretaris, op 4 september 2013

secretaris voorzitter

Naar boven