Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2556/GV, 5 september 2013, beroep
Uitspraakdatum:05-09-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/2556/GV

betreft: [klager] datum: 5 september 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Jeltes, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 2 augustus 2013 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsvrouw mr. M. Jeltes, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het is niet duidelijk op welke verlofaanvraag van klager de beslissing van 2 augustus 2013 ziet. Klager heeft geen verlofaanvraag ingediend op 2 augustus 2013. De onduidelijkheid over de
verlofaanvragen en beslissingen daarop kan voor klager negatieve gevolgen hebben. Als het een hernieuwde beslissing is, dan is deze niet tijdig genomen.
Indien het besluit van 2 augustus 2013 moet worden gezien als nieuwe beslissing op de eerste verlofaanvraag van klager, na een eerdere gegrondverklaring van het beroep van klager door de beroepscommissie, uitspraak 13/1680/GV van 15 juli 2013, geldt
het
volgende. De nieuwe beslissing is niet met inachtneming van genoemde uitspraak genomen. Er wordt geen duidelijkheid geschapen over de vraag op grond waarvan het recidiverisico en het risico op onttrekking van de voorwaarden hoog moeten worden ingeschat
en waarom er sprake is van een risico op slachtofferconfrontatie. De extra aanvullende afwijzingsgrond dat klager eerst een aanvang met zijn behandeling moet hebben gemaakt is niet nader onderbouwd. Er wordt verzocht een nieuwe beslissing te nemen en
een tegemoetkoming toe te kennen ter hoogte van € 50,=.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Na de eerdere gegrondverklaring is opnieuw advies bij de directeur gevraagd met het verzoek hierbij het persoonlijkheidsonderzoek te betrekken. Het advies van de
vrijhedencommissie is gelezen als een negatief advies. Plaatsing in de Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) te Heiloo voor de behandeling van klager valt spoedig te verwachten. Gelet op het recidiverisico alsmede de verwachte spoedige plaatsing
voor
behandeling is het verlof afgewezen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De vrijhedencommissie van de locatie Zuyder Bos, te Heerhugowaard heeft positief geadviseerd, mits klager een klinische behandeling heeft afgerond.
Het Multi Disciplinair Overleg (MDO) heeft negatief geadviseerd. Klager moet eerst worden opgenomen bij de FPA.
Het Openbaar Ministerie heeft, zo blijkt uit het advies van de vrijheden commissie, negatief geadviseerd. Uit de stukken volgt dat het bezwaar is gelegen in het risico op ongewenste slachtofferconfrontatie of met anderszins bij het delict betrokkenen
en
het risico op het ontstaan of bestaan van maatschappelijke onrust gelet op de ernst van het gepleegde delict.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar en zes maanden met aftrek, wegens medeplegen van verkrachting, vrijheidsberoving, bedreiging en mishandeling. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 28 april 2014.

In de eerdere uitspraak van de beroepscommissie met nummer 13/1680/GV van 15 juli 2013 is klagers beroep tegen de afwijzing van zijn verzoek om algemeen verlof gegrond verklaard, omdat – kort gezegd – de uitkomst van het persoonlijkheidsonderzoek moet
worden betrokken bij de beslissing. Tevens was onvoldoende gebleken op grond waarvan het recidiverisico en het risico op onttrekking aan de voorwaarden als hoog werden ingeschat. Tot slot was niet duidelijk waarom er een risico op
slachtofferconfrontatie zou bestaan. De beroepscommissie heeft de bestreden beslissing vernietigd en de Staatssecretaris opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met in achtneming van haar uitspraak, hetgeen heeft geleid tot de thans bestreden
beslissing.

In de thans bestreden beslissing is vermeld dat er een recidiverisico bestaat. Uit het persoonlijkheidsonderzoek is gebleken dat het recidiverisico ten aanzien van klager als matig-hoog wordt ingeschat. Uit de bestreden beslissing blijkt niet op welke
wijze dit is meegewogen bij de beslissing tot afwijzing van het verzoek van klager.

In de bestreden beslissing is tevens als afwijzingsgrond vermeld dat van belang wordt geacht dat klager is gestart met de klinische behandeling alvorens hij op verlof mag. Uit de overgelegde stukken blijkt echter niet waarom dit in het geval van klager
zo dient te zijn, temeer nu gebleken is dat klager de training ‘kiezen voor verandering’ heeft gevolgd en afgerond. Zonder nadere motivering kan dan ook niet verwezen worden naar de nog te starten klinische behandeling als grond voor afwijzing van het
verzoek tot verlofverlening.

De beroepscommissie is derhalve van oordeel dat de bestreden beslissing onvoldoende gemotiveerd is.
Echter, uit telefonische informatie van de locatie Zuyder Bos, ingewonnen door de beroepscommissie, is gebleken dat de behandeling van klager bij de FPA te Heiloo op 29 augustus 2013 is gestart. Naar de beroepscommissie aanneemt maakt het verkrijgen
van
vrijheden deel uit van de behandeling. Gelet op de aangevangen behandeling en het belang dat deze ongestoord kan verlopen, ziet de commissie af van het opdragen aan de Staatssecretaris een nieuwe beslissing te nemen en volstaat met de gegrondverklaring
van het beroep. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming wordt toegekend.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. T. Nauta, secretaris, op 5 september 2013

secretaris voorzitter

Naar boven