Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2389/GV, 5 september 2013, beroep
Uitspraakdatum:05-09-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/2389/GV

betreft: [klager] datum: 5 september 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Jeltes, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 17 juli 2013 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsvrouw mr. M. Jeltes, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het besluit van 17 juli 2013 is onvoldoende gemotiveerd nu niet is aangegeven op welke drie gebieden hoge risico’s zijn vastgesteld en door wie. Daarnaast is niet duidelijk in welke mate die
onbepaalde risicogebieden het recidiverisico beïnvloeden. Ook is het oordeel van de Staatssecretaris dat eerst de klinische behandeling moet zijn gestart onvoldoende gemotiveerd. Er is onvoldoende rekening gehouden met het belang van klager nu hij zijn
vrouw al één jaar niet heeft gezien.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klagers tweede verzoek om verlof is afgewezen, omdat door middel van een RISc, afgenomen door de reclassering, is vastgesteld dat er hoge risico’s bestaan op het gebied van recidive, onttrekking aan de voorwaarden en letselschade. Eveneens is
vastgesteld dat een klinische behandeling noodzakelijk is om de risico’s op te heffen. Verwacht wordt dat de behandeling op redelijke termijn kan worden gestart. Het stellen van voorwaarden heft de geïndiceerde risico’s niet op. Op 2 augustus 2013 is,
na een eerdere gegrondverklaring door de beroepscommissie, opnieuw een negatieve beslissing genomen op de eerste verlofaanvraag van klager. Hieraan heeft een nieuw advies van de directeur ten grondslag gelegen en aanvullende informatie van de
inrichting. Dit heeft geleid tot een negatief advies voor verlof in deze fase van de detentie. Verlof kan wel een onderdeel worden van het behandelplan gedurende de opname en behandeling.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Zuyder Bos, te Heerhugowaard heeft positief geadviseerd ten aanzien van de tweede verlofaanvraag van 12 juli 2013. Klager is door het PMO inmiddels aangemeld voor klinische behandeling. Hij heeft de training ‘kiezen voor
verandering’ gevolgd en afgerond. Geadviseerd wordt om als bijzondere voorwaarde op te leggen dat klager geen contact mag opnemen met het slachtoffer.
Het Openbaar Ministerie heeft negatief geadviseerd. Uit de stukken volgt dat het bezwaar is gelegen in het risico op ongewenste slachtofferconfrontatie of met anderszins bij het delict betrokkenen en het risico op het ontstaan of bestaan van
maatschappelijke onrust gelet op de ernst van het gepleegde delict.
De politie heeft positief geadviseerd.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar en zes maanden met aftrek, wegens medeplegen van verkrachting, vrijheidsberoving, bedreiging en mishandeling. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 28 april 2014.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie meent dat de Staatssecretaris in beginsel gevolgd kan worden in zijn standpunt dat een geïndiceerde behandeling moet zijn gestart of afgerond, alvorens er vrijheden kunnen worden verleend. Echter, in dit geval is gebleken dat er een
persoonlijkheidsonderzoek is afgerond en dat klager de training ‘kiezen voor verandering’ heeft gevolgd en afgerond. Bovendien is klager inmiddels aangemeld voor een klinische behandeling. Verder is de beroepscommissie van oordeel dat uit de door de
Staatssecretaris overgelegde stukken onvoldoende is gebleken op grond waarvan het recidiverisico, risico op onttrekking aan de voorwaarden alsmede het risico op letselschade hoog wordt ingeschat. Hierbij wijst de beroepscommissie erop dat uit het
persoonlijkheidsonderzoek blijkt dat het recidiverisico als matig-hoog moet worden ingeschat. De beroepscommissie is derhalve van oordeel dat de bestreden beslissing onvoldoende gemotiveerd is.

Echter, uit telefonische informatie van de locatie Zuyder Bos, ingewonnen door de beroepscommissie, is gebleken dat de behandeling van klager bij de FPA te Heiloo op 29 augustus 2013 is gestart. Naar de beroepscommissie aanneemt maakt het verkrijgen
van
vrijheden deel uit van de behandeling. Gelet op de aangevangen behandeling en het belang dat deze ongestoord kan verlopen, ziet de beroepscommissie af van het opdragen aan de Staatssecretaris een nieuwe beslissing te nemen en volstaat met de
gegrondverklaring van het beroep. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming wordt toegekend.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. T. Nauta, secretaris, op 5 september 2013

secretaris voorzitter

Naar boven