Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0540/GA, 22 juli 2002, beroep
Uitspraakdatum:22-07-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/540/GA

betreft: [klager] datum: 22 juli 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 6 maart 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 14 februari van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Zuid-Oost, locatie Maashegge te Overloon,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 juli 2002, gehouden in de locatie Nieuw Vosseveld 2 te Vught, zijn gehoord klager, en de heer[...], unit-directeur bij de locatie Maashegge voornoemd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de oplegging van een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel, voor de duur van veertien dagen, in afwachting van overplaatsing naar een andere inrichting, wegens een positieve uitslag vaneen urinecontrole.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager kwam terug van nieuwjaarsverlof. Bij binnenkomst werd aan klager medegedeeld dat de uitslag van een eerdere urinecontrolepositief was. Daarop werd klager overgebracht naar paviljoen 5, waar hij in afzondering werd geplaatst. Een en ander gebeurde op 3 januari 2002 omstreeks 15.00 of 16.00 uur. Klager heeft steeds gevraagd om een herhalings- ofbevestigingsonderzoek te mogen laten uitvoeren. Bij die gelegenheid heeft klager geklaagd over de wijze waarop hij benaderd werd door een directielid. Daarbij heeft hij opmerkingen gemaakt die hij achteraf gezien beter niet hadkunnen maken. Daarop is klager ingesloten en heeft hij vervolgens een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel gekregen. Volgens klager is er daarbij sprake van een dubbele bestraffing. Klager werd daarvoorovergebracht naar paviljoen 7. Klager werd op 3 januari 2002 geplaatst in een afzonderingscel op paviljoen 5. Klager is de volgende dag, op 4 januari 2002 door de directeur gehoord en toen heeft hij een uitlating gedaan over debejegening door de directeur. Die opmerking had misschien tactischer gekund. De reden om die opmerking te maken was, dat de directeur aangaf dat klager maar eerder om een bevestigingsonderzoek had moeten vragen en dat het daarvoorop dat moment te laat was. De directeur was tijdens het horen van klager boos. Hij wenste niet in discussie te gaan met klager. Door het personeel is nooit gereageerd op klagers verzoeken om een bevestigings- of herhalingsonderzoek.Klager heeft nog navraag gedaan naar het saldo op zijn rekening.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager werd op 3 januari 2002 om 16.30 uur ingesloten op paviljoen 5 naar aanleiding van de positieve uitslag van eenurinecontrole. Naar aanleiding daarvan heeft klager enkele negatieve opmerkingen gemaakt. Die hebben er toe geleid dat aan klager een disciplinaire straf is opgelegd. Voor het drugsgebruik is aan klager de afzonderingsmaatregel oppaviljoen 7 opgelegd. Aan de directeur is niet bekend dat klager om een herhalings- of bevestigingsonderzoek zou hebben verzocht. Normaal gesproken wordt bij een positief resultaat van een urinecontrole de betrokken gedetineerdesteeds gewezen op dat recht. De directeur heeft geen reden om aan te nemen dat dit bij klager niet zou zijn gebeurd. Klager heeft tijdens de veertien dagen afzondering dus ook vier dagen in een strafcel doorgebracht. De straf enmaatregel hebben elkaar in die periode overlapt. Praktisch werkt het zo dat dan eerst de disciplinaire straf ten uitvoer wordt gelegd, in dit geval vier dagen, en dat er vervolgens nog tien dagen afzondering resteren. Klager is op 3januari 2002 direct in afzondering geplaatst door het dienstdoende personeel. Hierbij was sprake van zogenaamd bewaardersarrest. Het personeel heeft die bevoegdheid. Aansluitend zijn er een straf en maatregel opgelegd. Indien eengedetineerde positief wordt bevonden op het gebruik van harddrugs, levert dat een grond voor overplaatsing op. De gedetineerden weten dit ook, het is vast beleid. Om die reden moet de betreffende gedetineerde in afzondering wordengeplaatst. Er is dan immers, gelet op het beveiligingsniveau van een half open inrichting, een reële kans dat die gedetineerde zal ontvluchten.

3. De beoordeling
Vast staat dat klager op 3 januari 2002 omstreeks 16.30 uur door het dienstdoend personeel van de locatie Maashegge in afwachting van de beslissing van de directeur in afzondering is geplaatst. Daarbij is toepassing gegeven aan debepaling van artikel 24, vierde lid, van de Pbw. Klager is vervolgens op 4 januari 2002 door de directeur gehoord en deze heeft een ordemaatregel van veertien dagen plaatsing in afzondering opgelegd, welke ordemaatregel is ingegaanop 4 januari 2002 om 09.30 uur. Verzoeker heeft in de tijd gelegen tussen 3 januari 2002 om 16.00 uur en 4 januari 2002 om 09.30 uur, te weten 17 uur, steeds in afzondering verbleven. De beroepscommissie heeft reeds eerderuitgesproken dat de termijn van 15 uur, genoemd in artikel 24, vierde lid, van de Pbw, in geen geval overtreden mag worden. In dit geval is die termijn met twee uur overschreden. De beslissing van de beklagcommissie kan daarom nietin stand blijven en het beklag moet in zoverre alsnog gegrond worden verklaard.
Nu de rechtsgevolgen van deze beslissing niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden komt aan klager een tegemoetkoming toe van hierna te noemen hoogte.

De in de afzonderingsbeslissing van de directeur van 4 januari 2002 opgenomen grond
– gebruik van verdovende middelen – levert op zich geen reden op voor oplegging van een dergelijke maatregel. Gelet evenwel op het in de inrichting geldende beveiligingsregime en het daarmee verband houdende gevaar voor onttrekkingaan de detentie, welk gevaar door de directeur ter zitting ook is aangevoerd, verstaat de beroepscommissie deze maatregel dan ook als te zijn opgelegd op grond van het bepaalde in artikel 24, eerste lid, in samenhang met artikel 23,eerste lid onder a, van de Pbw, te weten de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Aldus verstaan komt die beslissing, gelet op de omstandigheden van het geval, niet onredelijk of onbillijk voor.

Voorzover door klager is aangevoerd dat hier sprake zou zijn van een dubbele bestraffing overweegt de beroepscommissie dat daarvan hier op zich geen sprake is. Een samenloop van straf en maatregel op een wijze als de onderhavige is,hoewel wettelijk toegelaten, evenwel – mede uit het oogpunt van duidelijkheid naar de gedetineerde toe – niet wenselijk. Beter zou zijn om - als een straf én een maatregel moeten worden opgelegd - deze aansluitend aan elkaar tenuitvoer te leggen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond voorzover het ziet op de tenuitvoerlegging van de ordemaatregel van plaatsing in afzondering op 4 januari 2002 tussen 07.30 uur en 09.30 uur, vernietigt in zoverre de uitspraak van debeklagcommissie en verklaart dat deel van het beklag alsnog gegrond.
Verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 5,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. G. de Jonge en mr. U. van de Pol, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 22 juli 2002

secretaris voorzitter

Naar boven