Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2961/STA, 12 september 2013, schorsing
Uitspraakdatum:12-09-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 13/2961/STA

Betreft : [klager] datum: 12 september 2013

De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. C.C. Peterse, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in FPC De Oostvaarderskliniek te Almere.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 69, vierde lid, in verbinding met artikel 64 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), van de tenuitvoerlegging van de beslissing van het hoofd van FPC De
Oostvaarderskliniek te Almere, inhoudende het toepassen van a-dwangbehandeling zoals bedoeld in artikel 16b onder a van de Bvt.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het beroepschrift van 5 september 2013 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van het hoofd van de inrichting van 6 september 2013.

1. De standpunten
Verzoeker heeft het verzoek als volgt toegelicht. Verzoeker kan het door de inrichting ingenomen standpunt dat zonder het toedienen van antipsychotische medicatie onder dwang zijn stoornis gevaarlijk zal blijven voor anderen, welk gevaar er uit bestaat
dat hij anderen van het leven zal beroven of ernstig letsel zal toebrengen, niet volgen. Hij heeft nimmer een levensdelict of ernstig geweldsdelict gepleegd of een poging daartoe ondernomen. Er is daarom geen sprake van een dusdanig gevaar dat
dwangmedicatie zou moeten worden toegepast. Verzoeker weigert tot nu toe medicatie, omdat hij veel last krijgt van de bijwerkingen en hij van oordeel is dat hij zonder medicatie kan leven.
Het toedienen van medicatie tegen iemands wil is een ingrijpende maatregel en kan pas worden toegepast – als ultimum remedium – indien aannemelijk is dat het gevaar dat uit de stoornis van de geestvermogens voortkomt zonder die behandeling niet kan
worden weggenomen. Het toedienen van dwangmedicatie is niet gerechtvaardigd.

Uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting komt het volgende naar voren. Verzoeker is een dertigjarige man, die sinds zijn tweeëntwintigste bekend is met paranoïde schizofrenie (chronische psychose). Hij is een aantal malen opgenomen geweest,
waarvan vijf keer met een BOPZ-maatregel, op grond van: suïcidaliteit, vernieling, agressie tegen anderen en maatschappelijke teloorgang. Door onttrekkingen, bedreiging van verplegend personeel, medicatieweigering en een speed- en cannabisverslaving is
het in de loop der jaren nooit gelukt hem psychiatrisch stabiel te krijgen. In het najaar van 2010 heeft verzoeker in een periode van drie maanden driemaal een tankstation overvallen, onder bedreiging van het personeel met een speelgoedpistool. In het
forensisch-psychiatrisch onderzoek verklaarde hij dat hij dit deed om zich af te reageren en om zijn toenmalige vriendin blij te maken, door onder andere lingerie en drugs voor haar te kopen. Hij vertelde dat hij het gevoel had in een escalerende
geweldsspiraal terecht te zijn gekomen, waarin hijzelf centraal stond en het belang van anderen niet meer telde. De psychiatrische toestand van verzoeker is slecht. Hij heeft wanen en hallucinaties (waarnemingsstoornissen). Hij uit zich regelmatig
wanhopig over zijn psychotische belevingen. Het is de afgelopen twee jaar niet gelukt hem langer dan enkele dagen antipsychotische medicijnen te laten nemen. Daardoor is het vooruitzicht dat hij lang verpleegd zal moeten blijven. Het recidiverisico is
hoog. De moeder van verzoeker ondersteunt het besluit antipsychotische medicatie onder dwang toe te dienen.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van een beslissing van de Staatssecretaris slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is
daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beroep is ingesteld zodanig onredelijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de in beroep bestreden beslissing. De voorzitter overweegt hieromtrent het volgende.

Op grond van artikel 16c juncto artikel 16b onder a van de Bvt kan het hoofd van de inrichting beslissen tot het toepassen van een zogenoemde a-dwangbehandeling indien aannemelijk is, dat zonder die behandeling het gevaar dat de stoornis van de
geestvermogens de verpleegde doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.
Uit de toelichting van de behandelend psychiater en de tweede psychiater komt naar voren, dat zonder medicatie verzoeker lang verpleegd zal moeten blijven, dat hij weigert medicatie in te nemen en dat pogingen hem hiertoe te motiveren zijn mislukt. Het
psychotische toestandbeeld van verzoeker maakt behandeling onmogelijk. Bij die stand van zaken voldoet de beslissing naar het voorlopig oordeel van de voorzitter aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit en zijn er geen redenen voor
schorsing
van de tenuitvoerlegging van de beslissing. Het verzoek zal derhalve worden afgewezen.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gegeven door mr. A.M. van Woensel, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 12 september 2013.

secretaris voorzitter

Naar boven