Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2234/GB, 4 september 2013, beroep
Uitspraakdatum:04-09-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/2234/GB

Betreft: [klager] datum: 4 september 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 10 juli 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) en aansluitend deelname aan een penitentiair programma (p.p.), een zogenoemd “gestapeld traject”, afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 7 december 2012 gedetineerd. Hij verbleef in unit 7 van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught. Op 13 augustus 2013 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de locatie Sittard, een normaal beveiligde inrichting.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Het is volgens klager onjuist dat hij niet is verschenen op afspraken. Hij is alle afspraken nagekomen, maar was bij drie afspraken enkele minuten te laat vanwege het
verkeer. Ook klopt het niet dat hij meerdere contactverboden heeft geschonden. Verder heeft hij niemand gesproken om behandeldoelen af te spreken. Dat is juist het probleem en daarom kan dan ook niet worden gesteld dat behandeling vanwege het ontbreken
van intrinsieke motivatie en de afwezigheid van probleembesef weinig zinvol zou zijn. De psycholoog geeft aan dat zij geen diagnose hoeft te stellen, maar dat klager haar moet overtuigen van zijn behandeldoelen. Zij zou hierop terugkomen, maar dit
lijkt
nu niet meer mogelijk. Klager heeft alleen een kort gesprek gehad met een assistent psycholoog in opleiding over diagnosestelling. Zij gaf aan niet bevoegd te zijn, waarna het gesprek werd beëindigd. Klager verzoekt mogelijkheden te creëren om met een
neutrale psycholoog een nieuw gesprek aan te gaan, zodat hij zijn behandeldoelen kan aangeven teneinde voor detentiefasering in aanmerking te komen. Verder licht klager toe dat hij ten aanzien van de beëindiging van het programma Binnen Beginnen heeft
getekend voor ontvangst, maar het niet eens is met de beëindiging van het programma. De reclassering heeft positief geadviseerd voor deelname aan een p.p.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager is op 7 december 2012 als arrestant geplaatst in de p.i. Vught. Hij is gedetineerd in verband met de tenuitvoerlegging van twee
voorwaardelijk opgelegde straffen, omdat hij zich niet heeft gehouden aan de voorwaarden. Vanaf 2006 is hij driemaal veroordeeld tot een gevangenisstraf met een voorwaardelijk deel waarbij de reclassering werd aangewezen als toezichthouder. Klager
heeft
zich in alle gevallen niet aan de voorwaarden gehouden. Nu hij in een relatief korte periode is veroordeeld voor soortgelijke delicten kan worden gesteld dat sprake is van een delictpatroon. Tijdens klagers detentie is een Risc afgenomen. Omdat hij het
delict ontkent, is het recidiverisico ingeschat als laag. Het risico op het onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog. De geïndiceerde interventie is toeleiding zorg. Om een zorgindicatie te verkrijgen is klager aangemeld bij de
Psychologische Dienst. De Psychologische Dienst beschouwt echter het afgeven van een zorgindicatie niet als zinvol door het ontbreken van een hulpvraag bij klager en adviseert negatief ten aanzien van klagers verzoek wegens de afwezigheid van
intrinsieke motivatie, het ontbreken van probleembesef, het niet willen meewerken aan interventies, het niet houden aan afspraken tijdens reclasseringstoezichten en het negatieve politieadvies. Mocht klager de Psychologische Dienst kunnen overtuigen
van
zijn intrinsieke motivatie voor behandeling, dan kan alsnog een zorgindicatie worden afgegeven. De selectiefunctionaris heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van het selectieadvies. Volgens de selectiefunctionaris is klager dan ook geen
geschikte kandidaat voor deelname aan een gestapeld traject.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, komen voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico
vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan € 226,= hebben openstaan, een
strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 2000,176) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator
bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof,
strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de
persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.
4.3. Uit de stukken blijkt onder meer dat klager binnen relatief korte tijd meermalen is veroordeeld voor ernstige delicten, waarbij deels voorwaardelijke straffen zijn opgelegd. Klager ondergaat thans detentie in het kader van tenuitvoerlegging van
de deels voorwaardelijke straf, omdat hij zich niet aan de voorwaarden en het toezicht heeft gehouden, wat meermalen is voorgekomen. Daar komt bij dat ook naar de mening van de reclassering het risico op onttrekking aan voorwaarden in het kader de
resocialisatie aanwezig is. Tevens zou bij klager het probleembesef ontbreken en hulp/begeleiding en behandeling van de problemen daarmee moeilijk wordt. Al met al zijn er naar het oordeel van de beroepscommissie de nodige contra-indicaties voor
plaatsing in een z.b.b.i met aansluitend deelname aan een p.p. Gelet op het vorenstaande kan de beslissing van de selectiefunctionaris dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 4 september 2013

secretaris voorzitter

Naar boven