Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1537/GA, 29 augustus 2013, beroep
Uitspraakdatum:29-08-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/1537/GA

betreft: [klager] datum: 29 augustus 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H. Versluis, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 3 mei 2013 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Almelo,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 juli 2013, gehouden in de p.i. Achterhoek, locatie Ooyerhoek te Zutphen, is klager, bijgestaan door zijn raadsman voormeld, gehoord.
De directeur van de p.i. Almelo heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel voor de duur van 14 dagen wegens mogelijk onttrekken aan detentie vanwege het ontbreken van een aanvaardbaar verlofadres, welke
ordemaatregel extern ten uitvoer werd gelegd in de gesloten setting van de p.i. Almelo, locatie De Karelskamp.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Tijdens zijn verlof heeft hij zijn dochter in de armen van haar pleegvader gezien. Hij heeft op dan moment niets gedaan. In overleg met zijn raadsman heeft hij daarvan wel aangifte gedaan bij de politie.
Hij heeft hiervan melding gemaakt bij zijn mentor Jos. Ook heeft hij toen aangegeven zijn spullen op zijn verlofadres te willen ophalen.
Klagers ouders hebben daarna aangegeven dat klager bij hen niet meer welkom was.
De woensdag erna heeft klager aan zijn mentor willen doorgegeven een nieuw verlofadres te hebben bij een vriend. Zijn mentor was er op dat moment niet. Vervolgens is klager in afzondering geplaatst omdat het nieuwe verlofadres niet bekend was.
Jeugdzorg heeft onjuiste informatie verstrekt, wat heeft bijgedragen aan de plaatsing in afzondering. Klager is overigens niet gehoord voorafgaand aan de plaatsing.
Klager heeft zich altijd aan de regels gehouden. Hij heeft nu vijf maanden vertraging in zijn traject opgelopen. Ook heeft hij vier weken niet over zijn eigen spullen kunnen beschikken.
Van 13 tot 15 juni jl. heeft hij overigens weer verlof gehad.

Klagers raadsman heeft hieraan nog toegevoegd dat de directeur zijn besluiten heeft gebaseerd op rapportage naar aanleiding van contact met de familie van klager en Jeugdzorg. De beslissingen komen er op neer dat het weekendverlofadres van klager is
komen te vervallen en om die reden de beslissing noodzakelijk was. Er wordt echter voorbij gegaan aan het gegeven dat klager reeds in de eerste week van de beslissing van de directeur een alternatief verlofadres had hetgeen bij de directeur bekend was.
Er zou ook onderzoek worden verricht naar het opgegeven nieuwe verlofadres. Daarom waren de getroffen maatregelen vanaf dat moment niet meer nodig.
Klager heeft altijd ontkend dat er negatieve zaken waren rondom zijn handel en wandel.
De inhoud van de brief van Jeugdzorg is pas op 15 juni 2013, via de p.i., aan klager bekend geworden.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 2, eerste lid, onder f, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden (hierna: de regeling) kunnen in zeer beperkt beveiligde inrichtingen (z.b.b.i.) of afdelingen gedetineerden worden geplaatst die beschikken
over
een aanvaardbaar verlofadres. Vast staat dat het door klager opgegeven verlofadres, te weten bij zijn ouders, is ingetrokken, omdat klagers ouders hebben aangegeven dat klager op dat adres niet meer welkom zou zijn. Vanaf dat moment kwam klager, wegens
het ontbreken van een aanvaardbaar verlofadres, niet meer in aanmerking voor plaatsing in de z.b.b.i.
Echter, niet is gebleken dat er daarmee sprake zou zijn geweest van een gevaar voor onttrekking aan de detentie, te meer nu klager daags na de melding van zijn ouders een nieuw verlofadres heeft doorgegeven bij de inrichting. De inrichting heeft
nagelaten dit nieuw opgegeven adres te controleren.
Nu een gevaar voor onttrekking niet aannemelijk is geworden, ontvalt daarmee de aan de ordemaatregel ten grondslag gelegde reden. Wat er ook zij van het gegeven dat er onderzoek nodig zou zijn geweest naar de ontstane situatie wegens eventuele
strubbelingen binnen klagers familie en ten aanzien van de zorg voor klagers dochter, ook hiermee is niet aannemelijk geworden dat er een gerechtvaardigde vrees zou zijn dat klager zich aan zijn detentie zou onttrekken.
Het beroep zal mitsdien gegrond worden verklaard en klager zal de na te noemen tegemoetkoming worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 140,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, drs. R.K. Boelens en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 29 augustus 2013.

secretaris voorzitter

Naar boven