Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0429/GA, 25 juli 2002, beroep
Uitspraakdatum:25-07-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/429/GA

betreft: [klager] datum: 25 juli 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 19 februari 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Utrecht te Utrecht,

gericht tegen een op 12 februari 2002 verzonden uitspraak van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van[...], verder te noemen klaagster,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 juni 2002, gehouden in de locatie Zoetermeer te Zoetermeer, is gehoord mevrouw[...], unit-directeur bij de p.i. Utrecht.
Hoewel klaagster, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is zij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van klaagsters verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klaagster
De directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het betrof klaagsters derde verlofaanvraag.
Zowel het openbaar ministerie (OM) als de politie adviseerde negatief. Het reclasseringsadvies over klaagsters eerste en tweede verlofaanvraag kwam vlak vóór haar derde verlofaanvraag binnen en luidde negatief. Deze adviezen zijntevens meegenomen in de beslissing.
Ook het multidisciplinaire overleg adviseerde negatief, omdat met klaagster moeilijk afspraken zijn te maken en zij eerder gedurende een langere periode niet terug keerde van verlof.
Er bestond onvoldoende vertrouwen in een goed verloop van een verlof. De angst bestond dat zij niet zou terugkeren, indien haar verlof zou worden verleend.
Haar einddatum was, met vervangende hechtenis erbij gerekend, 31 juni 2002 en, zonder vervangende hechtenis, 6 juni 2002. Toen zij verlof aanvroeg zat zij dicht tegen zes maanden voor haar einddatum aan.
Klaagster is een schrijnend geval, maar het is de taak van de inrichting om te kijken naar het risico dat ze niet zou terugkeren van verlof. In haar geval werd dat risico te groot geacht.
Klaagsters vierde verlofaanvraag is ook afgewezen, omdat er zich in de tussentijd een calamiteit voordeed en zij in de afzonderingscel werd geplaatst. Daarnaast wilde ze achtmaal niet mee naar het ziekenhuis als er wel een afspraakvoor haar in het ziekenhuis was gemaakt. Ook dit is een aanwijzing dat er met haar geen afspraken gemaakt konden worden.

Klaagster heeft haar standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat bij de beslissing op een verzoek om verlof een afweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het belang van de gedetineerde bij een goede en tijdige voorbereiding van zijn of haar terugkeer inde maatschappij en anderzijds het belang van de samenleving bij een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde straf.
De door de directeur aangehaalde adviezen zijn minder expliciet negatief dan de directeur heeft gesteld. In het adviesrapport van Reclassering Nederland d.d. 19 november 2001, dat in het kader van de eerste twee verlofaanvragen isopgemaakt, wordt niet negatief maar ook niet positief geadviseerd. In een brief van de Reclassering Nederland d.d. 17 januari 2002, die ten behoeve van de derde verlofaanvraag is opgesteld, schrijft de reclasseringswerker dat meteen afwijzing van de verlofaanvraag wordt afgeweken van de voorgestelde wijze van bejegening die in een eerder stadium adequaat leek en, blijkens klaagsters positievere gedrag en houding, ook adequaat is gebleken.
Het OM adviseerde op 23 oktober 2001 – inzake een eerdere verlofaanvraag – dat geadviseerd werd om niet eerder dan zes maanden voor de einddatum tot het toekennen van verlof over te gaan. Klaagster had op het moment dat debeslissing op haar aanvraag werd genomen nog ongeveer zes maanden gevangenisstraf te ondergaan.
De beroepscommissie is van oordeel dat in het onderhavige geval aan het belang van klaagster gelet op haar persoonlijke omstandigheden doorslaggevende betekenis dient te worden toegekend. Hierbij wordt in overweging genomen datklaagster grote problemen had in haar thuissituatie. Klaagsters eigen gezondheid is slecht, de gezondheid van haar moeder is slecht, haar broer lag vanwege een verkeersongeluk in het ziekenhuis en klaagster heeft de zorg voor haarbeide kinderen.
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Vodegel, secretaris, op 25 juli 2002

secretaris voorzitter

Naar boven