Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1248/GA, 27 augustus 2013, beroep
Uitspraakdatum:27-08-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/1248/GA

betreft: [klager] datum: 27 augustus 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 4 april 2013 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Grave

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klager, zijn raadsman, mr. T.J.A. Winnubst, en de plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Grave hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 26 juli 2013, gehouden in de p.i.
Vught.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het niet naleven ten aanzien van klager van het ‘protocol medicatieverstrekking door p.i.w.-ers’; en
b. het uitreiken van medicatie door personeel dat niet medisch is geschoold.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt schriftelijk als volgt toegelicht. In de uitspraak met kenmerken 11/0536/GA en 11/0927/GA heeft de beroepscommissie geoordeeld dat uitreiking van medicatie door
niet-medisch geschoold personeel kan leiden tot het risico op onjuist gebruik van medicatie en schending van het beroepsgeheim. In de uitspraak met kenmerk 11/2421/GA heeft de beroepscommissie beslist dat dit niet betekent dat de uitreiking van
medicatie per se door medisch personeel dient te geschieden. Het personeel dat de medicatie uitreikt dient volgens de beroepscommissie de nodige zorgvuldigheid in acht te nemen. Daarnaast heeft de beroepscommissie in de uitspraak met kenmerk 12/1591/GM
geoordeeld dat een p.i.w.-er in een justitiële inrichting dient te worden aangemerkt als een bij de behandeling betrokkene, ten aanzien van wie de geheimhoudingsplicht van de arts niet geldt. De geheimhoudingsplicht wordt dus niet geschonden doordat
een
p.i.w.-er de medicatie uitdeelt. De p.i.w.-ers in de p.i. Grave betrachten zorgvuldigheid bij het uitreiken van de medicatie. Het protocol medicatieverstrekking geldt alleen indien aan gedetineerden medicatie op ronde wordt verstrekt. Aan klager wordt
geen medicatie op ronde verstrekt. Klager krijgt reeds gedurende lange tijd zijn medicatie in eigen beheer. Door de arts wordt afgewogen of een gedetineerde in staat is zijn eigen medicatie in te nemen, waarbij ook de aard van de medicatie een rol
speelt. Klager was volgens de arts in staat om medicatie zelf in te nemen en gezien de aard van de medicatie van klager was er volgens de arts geen reden om klager zijn medicatie niet in eigen beheer te geven. Op de afdeling wordt in de gaten gehouden
of gedetineerden die medicatie in beheer hebben de medicatie goed innemen. Het protocol medicatieverstrekking is dus niet op klager van toepassing.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder a. overweegt de beroepscommissie het volgende. De beroepscommissie acht, evenals de beklagcommissie, de beslissing van de directeur om, in afwijking van het “protocol medicatieverstrekking door p.i.w.-ers”,
klager zijn medicatie in eigen beheer te geven, niet onredelijk en niet onbillijk. Immers, de directeur heeft deze beslissing genomen na raadpleging van de inrichtingsarts, die heeft geoordeeld dat klager goed in staat is zijn eigen medicatie in te
nemen en dat er gelet op de aard van klagers medicatie geen reden is klager zijn medicatie niet in eigen beheer te geven. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de
beklagcommissie.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder b. overweegt de beroepscommissie het volgende. Nu uit de inlichtingen van de directeur blijkt dat klager zijn medicatie reeds sinds geruime tijd in eigen beheer krijgt – en dus niet dagelijks op ronde krijgt
verstrekt –, en dat de arts geen redenen ziet om klager zijn eigen medicatie niet in eigen beheer te geven, is het “protocol medicatieverstrekking door p.i.w.-ers” niet van toepassing. Overigens overweegt de beroepscommissie dat klager onvoldoende
aannemelijk heeft gemaakt dat het personeel bij de uitreiking van de medicatie onvoldoende zorgvuldigheid betracht. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de
beklagcommissie.

Gelet op het vorenstaande zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden bevestigen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, dr. M. Kooyman en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 27 augustus 2013

secretaris voorzitter

Naar boven