Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1642/GA, 26 augustus 2013, beroep
Uitspraakdatum:26-08-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/1642/GA

betreft: [klager] datum: 26 augustus 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 23 april 2013 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Arnhem, locatie Zuid

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 juli 2013, gehouden in de p.i. Vught, is klager gehoord. De plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Arnhem, locatie Zuid heeft bij brief van 15 juli 2013 laten weten niet ter zitting te zullen
verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing van de directeur om klager, ondanks een contra-indicatie voor plaatsing in een meerpersoonscel, in een meerpersoonscel te plaatsen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is vanuit de p.i. Arnhem, locatie De Berg, overgeplaatst naar de locatie Zuid. Bij binnenkomst in de locatie Zuid is klager op de
inkomstenafdeling
geplaatst. Na één dag heeft de directeur beslist klager in een meerpersoonscel te plaatsen. Klager kende de medegedetineerde met wie hij op de meerpersoonscel is geplaatst. Echter, klager heeft al geruime tijd (vanaf 2009) een contra-indicatie voor
plaatsing in een meerpersoonscel. Dit is bij de directeur bekend. De contra-indicatie is afgegeven, omdat klager injectienaalden in zijn cel bewaart vanwege zijn diabetes en omdat hij medicatie krijgt vanwege agressieproblemen. Klager heeft nooit de
wens uitgesproken om in een meerpersoonscel te worden geplaatst. Hij heeft de directeur nooit hierover gesproken. Klager wenst met niemand op een meerpersoonscel te verblijven, ook niet met gedetineerden die hij kent. Klager heeft van voor 20 december
2012 (de datum van indiening van de klacht) tot en met 7 februari 2013 op een meerpersoonscel verbleven. Daarna is hij op een enkelcel geplaatst, omdat hij bij herhaling duidelijk te kennen had gegeven dat hij een verblijf in een meerpersoonscel niet
accepteerde.

De directeur heeft in beroep gepersisteerd bij zijn standpunt zoals verwoord in het verweerschrift van 15 maart 2013 en zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 20 en 21 van de Pbw in samenhang bezien met artikel 11a, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kan de directeur een gedetineerde die in een regime van algehele of beperkte gemeenschap is
geplaatst, een voor de gemeenschappelijke onderbrenging van gedetineerde bestemde verblijfsruimte toewijzen, tenzij de gedetineerde daarvoor ongeschikt wordt geacht. De directeur dient voorafgaande aan zijn beslissing om een gedetineerde op een
meerpersoonscel te plaatsen een zorgvuldige belangenafweging te maken.

De beroepscommissie neemt als vaststaand aan dat klager reeds geruime tijd een contra-indicatie voor plaatsing in een meerpersoonscel heeft, dat deze contra-indicatie in de locatie Zuid is gehandhaafd en dat de directeur op de hoogte was van het
bestaan
van die contra-indicatie. Desondanks heeft de directeur beslist om klager in een meerpersoonscel te plaatsen. De directeur heeft aangevoerd dat klager zelf heeft verzocht om op een meerpersoonscel te worden geplaatst. Klager ontkent dat hij een
dergelijk verzoek heeft gedaan. Wat daar ook van zij, ook indien klager zou hebben verzocht om plaatsing op een meerpersoonscel had de directeur klagers wens om hem op een meerpersoonscel te plaatsen niet zonder meer mogen inwilligen. Gelet op hetgeen
door klager ter zitting van de beroepscommissie naar voren is gebracht, is aannemelijk dat deze contra-indicatie verband houdt met klagers gezondheidstoestand en psychische gesteldheid. Daarom had de directeur voorafgaande aan zijn beslissing een
gedragsdeskundige of op zijn minst de medische dienst moeten raadplegen dan wel zijn voornemen om klager in een meerpersoonscel te plaatsen moeten bespreken in het psycho-medisch overleg. Niet is gebleken dat dit is gebeurd. Gelet op een en ander is de
beslissing van de directeur niet op zorgvuldige wijze genomen. De beroepscommissie zal het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtgevolgen van de bestreden beslissing
niet meer ongedaan gemaakt kunnen geworden, ziet de beroepscommissie aanleiding aan klager, voor het door hem geleden ongemak, een tegemoetkoming toe te kennen. Bij de bepaling van de hoogte van deze tegemoetkoming neemt de beroepscommissie in
aanmerking dat klager heeft verklaard dat hij goed met zijn celgenoot kon opschieten. De beroepscommissie zal aan klager een tegemoetkoming toekennen van € 25,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van € 25,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, dr. M. Kooyman en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 26 augustus 2013

secretaris voorzitter

Naar boven