Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2703/GV, 21 augustus 2013, beroep
Uitspraakdatum:21-08-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/2703/GV

betreft: [klager] datum: 21 augustus 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A. van Luijck, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 19 augustus 2013 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klagers moeder zal donderdag 22 augustus 2013 om 11.00 uur komen te overlijden door middel van euthanasie. Klager heeft een hechte band met zijn moeder en wil graag afscheid van
haar nemen. Het klopt niet dat hij tegen een personeelslid gezegd zou hebben dat hij op een dodenlijst staat. In het verleden heeft klager weliswaar vanwege een dreiging een vuurwapen bij zich gedragen (en is ook daarvoor opgepakt) maar deze dreiging
is
niet meer actueel. De Staatssecretaris gaat zonder nader onderzoek af op een enkele opmerking van een personeelslid. Klager is in de periode eind 2012 – begin 2013 regelmatig met verlof geweest en dit is altijd goed verlopen. De Staatssecretaris geeft
aan dat de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) klager niet wil vervoeren omdat dit te gevaarlijk is. Deze aanname is echter niet verder gemotiveerd. Het verlof kan op een tijdstip plaatsvinden dat niet vooraf kenbaar gemaakt hoeft te worden. DV&O
kan
in samenspraak met de familie het tijdstip bepalen. Helaas is het niet mogelijk het verlof op een ander adres te laten plaatsvinden, nu klagers moeder te ziek is om vervoerd te worden. Verder heeft de Staatssecretaris nagelaten te onderzoeken of klager
bijvoorbeeld met een meer beveiligde vervoersdienst kan worden vervoerd. De advocaat-generaal heeft positief geadviseerd. De bestreden beslissing is onvoldoende gemotiveerd.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven -¬toegelicht. Klagers verzoek is afgewezen omdat de risicoadviseur van DV&O heeft aangegeven dat een bezoek op genoemd adres zoveel risico met zich brengt dat zij
als
begeleiders dit niet verantwoord vinden en daarom dit transport niet gaan uitvoeren. De Staatssecretaris kan DV&O niet dwingen het vervoer wel uit te voeren. De risicoadviseur heeft contact gehad met de politie Amsterdam en heeft op basis daarvan
besloten het vervoer niet te kunnen uitvoeren. In het advies vrijheden is vermeld dat klager heeft gezegd dat hij op een dodenlijst staat, klager ontkent dit echter. Samen met klagers raadsvrouw is gezocht naar een andere oplossing waarbij klager op
een
ander adres van zijn moeder afscheid zou kunnen nemen. Dit bleek echter gelet op de ernstige gezondheidssituatie van klagers moeder niet mogelijk.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Het Schouw te Amsterdam heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat het niet verantwoord wordt geacht klager onder begeleiding van het personeel van DV&O met incidenteel verlof te laten gaan.
Het Openbaar Ministerie wenst niet dat klager zonder begeleiding op verlof gaat. In een aanvullend advies geeft de advocaat-generaal bij het ressortparket te Amsterdam aan dat er misschien privacy aan klager kan worden geboden tot een mate die past
binnen de mogelijkheden van een verantwoorde begeleiding van klager.
De politie heeft zich van advies onthouden.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van zes jaar met aftrek, wegens poging tot moord en een gevangenisstraf van vijf maanden wegens overtreding van de Wet wapens en Munitie. Aansluitend dient hij zes dagen subsidiaire hechtenis te ondergaan. De
einddatum van klagers detentie is thans gesteld op 3 april 2014.

Op grond van artikel 21, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid
noodzakelijk is. Klager heeft verzocht om incidenteel verlof op 22 augustus 2013 om afscheid te kunnen nemen van zijn moeder die zal komen te overlijden door middel van euthanasie. Uit het advies vrijheden van 19 augustus 2013 volgt dat klager
gedurende
zijn detentie ruim 50 keer verlof heeft genoten, maar de laatste keer tijdens zijn verlof is gearresteerd met een vuurwapen. Verder heeft DV&O aangegeven dat verlof op het adres van klagers moeder zoveel risico met zich brengt dat zij het transport
niet
gaan uitvoeren. Namens de Staatssecretaris is nog onderzocht of het mogelijk was het verlof op een ander adres te laten plaatsvinden, maar dit bleek niet mogelijk aangezien klagers moeder niet kan worden vervoerd in verband met haar
gezondheidssituatie.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze, ondanks het positieve advies van de advocaat-generaal, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen.
Derhalve
kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b. en d. van de Regeling, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep
zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Overigens - in reactie op de overweging namens de Staatssecretaris dat de Staatssecretaris DV&O niet kan dwingen het vervoer wel uit te voeren - merkt de beroepscommissie in zijn algemeenheid op dat het aan de Staatssecretaris is om in dit soort
gevallen de finale beslissing te nemen en dat de vervoersdienst zich naar diens aanwijzingen dient te gedragen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 21 augustus 2013

secretaris voorzitter

Naar boven