nummer: 13/667/TB
betreft: [klager] datum: 21 augustus 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. Y.H.G. van der Hut, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een beslissing van 25 februari 2013 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Ter zitting van de beroepscommissie van 14 juni 2013, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door mr. F.C. Knoef, kantoorgenoot van klagers raadsvrouw, en namens de Staatssecretaris [...], werkzaam bij de
Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager over te plaatsen naar FPC Oostvaarderskliniek te Almere (hierna: Oostvaarderskliniek).
2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 24 augustus 1998 ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Bij brief van 5 november 2012 heeft FPC Dr. S. van Mesdag verzocht om overplaatsing van klager
naar een andere kliniek. De Staatssecretaris heeft op 25 februari 2013 beslist klager over te plaatsen naar de Oostvaarderskliniek. Deze overplaatsing is op 26 februari 2013 gerealiseerd.
3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Het beroep richt zich niet tegen de overplaatsing an sich. De behandelrelatie in FPC Dr. S. van Mesdag was immers verstoord.
Klager heeft op 15 oktober 2012 verzocht om overplaatsing naar de Van der Hoevenkliniek, want deze inrichting heeft een intensief behandelklimaat en een ruime ervaring met de behandeling van seksuele problematiek. Hierop heeft klager nooit een reactie
gekregen. Het is algemeen bekend dat er klinieken zijn die in het bijzonder deskundig zijn op bepaalde gebieden. Dit maakt dat niet alleen op basis van beschikbaarheid en financiële redenen mag worden overgeplaatst. Klager is echter niet overgeplaatst
op behandelinhoudelijke gronden.
In de Oostvaarderskliniek vindt nauwelijks behandeling plaats. In deze kliniek is bij klager een autismespectrumstoornis vastgesteld en klagers recidiverisico wordt nu als hoog ingeschat, terwijl dat bij eerdere taxaties laag of matig was. Klager heeft
inmiddels weer een nieuw overplaatsingsverzoek ingediend.
Op 6 juni 2013 heeft een zitting van het gerechtshof Arnhem plaatsgevonden over de verlenging van klagers tbs; de uitspraak zal volgen op 20 juni 2013. Het hof overweegt blijkens een eerdere beslissing een voorwaardelijke beëindiging van klagers tbs.
De
beslissingen van het hof zullen naar de RSJ worden gezonden. Verzocht wordt de beslissing in de onderhavige beroepszaak aan te houden totdat het hof uitspraak heeft gedaan. Gegrondverklaring van het onderhavige beroep zou een obstakel kunnen zijn in
het
realiseren van de voorwaardelijke beëindiging.
Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen.
Iedere tbs-inrichting is geschikt voor alle tbs-gestelden met uitzondering van een aantal speciale categorieën, te weten vrouwen, zwakbegaafden en extreem beheers- en vluchtgevaarlijke tbs-gestelden. Elke inrichting heeft hetzelfde behandelaanbod en
bieden hetzelfde kwaliteitsniveau.
Klager verblijft ruim drie maanden in de Oosvaarderskliniek op een reguliere afdeling. Inmiddels is komen vast te staan dat sprake is van een autismespectrumstoornis. Gezien de aard van de problematiek lijkt klager volgens de kliniek in aanmerking te
komen voor overplaatsing naar een andere afdeling met meer structuur, overzichtelijkheid en voorspelbaarheid. De Oostvaarderskliniek beschikt niet over een gespecialiseerde afdeling voor patiënten met een autismespectrumstoornis, maar wat betreft de
aard van de problematiek en de aard van het indexdelict zijn binnen de Oostvaarderskliniek voldoende expertise en mogelijkheden aanwezig om klager een adequate behandeling te bieden. Thans wordt verder diagnostisch onderzoek verricht en de procedure
ten
aanzien van het delictsenario zal worden opgestart.
Er zijn geen behandelinhoudelijke argumenten om klager te plaatsen in de Van der Hoevenkliniek.
Indien een tbs-gestelde voor ruiling wordt voorgedragen wordt dit eerst in het landelijk overleg besproken. De inrichting die een ‘ruilkandidaat’ wil opnemen, gaat wel eerst na of de verpleegde in deze kliniek behandeld kan worden.
4. De beoordeling
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.
Uitgangspunt van het op grond van het IBO II-rapport door de Staatssecretaris geformuleerde beleid is dat alle tbs-inrichtingen geoutilleerd zijn voor iedere ter beschikking gestelde, met uitzondering van een aantal speciale categorieën, te weten
vrouwen, zwakbegaafden en extreem beheers- en vluchtgevaarlijke ter beschikking gestelden. Daarnaast wordt onderscheiden naar de primaire psychopathologie: psychotische stoornis of persoonlijkheidsstoornis.
Klager heeft op 15 oktober 2012 verzocht om overplaatsing naar een andere kliniek, waarbij hij een voorkeur heeft uitgesproken voor de Van der Hoevenkliniek. Op 5 november 2012 heeft FPC Dr. S. van Mesdag verzocht klager over te plaatsen naar een
andere
kliniek.
De Staatssecretaris heeft zijn beslissing om klager over te plaatsen naar de Oostvaarderskliniek genomen op basis van ruiling en heeft de afwijzing van klagers verzoek tot overplaatsing naar de Van der Hoevenkliniek niet nader gemotiveerd.
Dit verzuim hoeft evenwel niet tot gegrondverklaring van het beroep te leiden, met daaraan verbonden de opdracht aan de Staatssecretaris een nieuwe beslissing te nemen, op grond van het navolgende.
Blijkens de inlichtingen van de Oostvaarderskliniek van 11 juni 2013 bevindt de diagnostiek zich in een vergevorderd stadium, is klager geplaatst op een reguliere afdeling en wordt hij, naar verwachting, op korte termijn overgeplaatst naar een afdeling
die beter past bij klagers problematiek. De beroepscommissie merkt in dit verband op dat er geen redenen zijn aan te nemen dat de Oostvaarderskliniek onvoldoende zou zijn toegerust voor de behandeling van klagers problematiek.
Het hof Arnhem heeft bij beslissing van 20 juni 2013 klagers tbs verlengd met één jaar, en daarbij overwogen vooralsnog vast te houden aan de “uitgezette lijn met betrekking tot een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging” van klager.
Bij deze stand van zaken moet naar het oordeel van de beroepscommissie het - ook door de raadsvrouw benadrukte - belang van klagers resocialisatie zwaarder wegen dan het belang van klager bij een nieuwe beslissing.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, mr.drs. T.A.M. Louwe en drs. M.R. Daniel MPM, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 21 augustus 2013
secretaris voorzitter