Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2036/GA, 20 augustus 2013, beroep
Uitspraakdatum:20-08-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/2036/GA

betreft: [klager] datum: 20 augustus 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 20 juni 2013 van de beklagcommissie bij de locatie Ooyerhoek Zutphen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 augustus 2013, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad, is klager gehoord. Klager raadsman, mr. R.B.J.G. Baggen, heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid ter zitting aanwezig te zijn.
De directeur van de locatie Ooyerhoek Zutphenis niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft- voor zover in beroep aan de orde –:
a. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in eenafzonderingscel voor de duur van veertien dagen wegens de noodzaak van nader onderzoek naar deherkomst van een in klagers verblijfsruimte aangetroffen kopie van een strafvonnisvan een
medegedetineerde;
b. een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in eenstrafcel, wegens het oneigenlijk gebruik van een voor studiedoeleinden bestemde computer door het vanaf het internet printen van een strafvonnis van eenmedegedetineerde en het bewaren daarvan
in de eigen verblijfsruimte;
c. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen, in afwachting van overplaatsing naar een andereinrichting.

De beklagcommissie heeft de onderdelen a en c van het beklag ongegrond verklaard. Zij heeft onderdeel b van het beklag gegrond verklaard en daarbij bepaald dat aan klager geen tegemoetkoming wordt toegekend, een en ander op de gronden als in de
aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft in het totaal tien dagen in een afzonderings- en strafcel gezeten. Hij vindt dat veel te zwaar. Drugsgebruikers worden minder lang opgesloten voor – in klagers ogen – ernstiger feiten. Klager heeft over een en ander met het afdelingshoofd
gesproken. Hij heeft toen direct erkend dat hij stukken van een strafzaak van een medegedetineerde in zijn bezit had. Klager was voor die gedetineerde een beroepschrift aan het schrijven en dacht dat het afdelingshoofd die stukken bedoelde. Pas later
begreep klager dat het afdelingshoofd het onderhavige strafvonnis bedoelde. Dat vonnis is inderdaad door klager uitgeprint vanaf het internet en hij heeft het in zijn cel bewaard. Klager heeft daar overigens verder niets mee gedaan. Aanleiding om dat
vonnis uit te printen was dat de betreffende medegedetineerde over dat vonnis klaagde tegenover klager. Hij heeft dat vonnis toen geprint teneinde die medegedetineerde te kunnen helpen. Klager is van mening dat hij geen misbruik heeft gemaakt van de
hem
geboden internettoegang. Klager heeft geen verboden websites bezocht. Het klopt dat hij het betreffende vonnis niet nodig had voor zijn studie bedrijfskunde. Tijdens zijn verblijf in de strafcel heeft klager verzocht om stukken uit zijn strafdossier.
Dat is hem toen herhaaldelijk geweigerd. Klager heeft van de beklagcommissie ten dele gelijk gekregen maar hij vindt dat hij ook recht heeft op een tegemoetkoming.Wat klager met name stoort is dat hem zijn studiefaciliteiten zijn ontnomen. Toen klager
vanuit Zutphen werd overgeplaatst naar de locatie Zuid in Arnhem heeft een inrichtingsmedewerker vanuit Zutphen contact opgenomen met de locatie Zuid en aangegeven dat klager nergens meer toestemming voor gegeven mocht worden. Klager heeft voorafgaand
aan dit voorval met de betreffende gedetineerde gesproken over zijn vonnis, daarna niet meer. Het betrof een uit de media bekende zaak. De geruchten die circuleerden op de afdeling waren schokkender dan dat een en ander feitelijk was.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep naar voren is gebracht ten aanzien van de onderdelen a en c van het klager kan – voor zover een en ander is komen vast te staan – niet leiden tot een andere uitspraak dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom in zoverre
ongegrond worden verklaard, met bevestiging van de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van die onderdelen.

Ten aanzien onderdeel b van het beklag verstaat de beroepscommissie dat klager bedoeld heeft beroep in te stellen tegen de beslissing van de beklagcommissie om aan klager naar aanleiding van de gegrondverklaring van dat beklag geen tegemoetkoming toe
te
kennen.
De beroepscommissie kan zich niet verenigen met die beslissing van de beklagcommissie om aan klager géén tegemoetkoming toe te kennen. Weliswaar is het beklag enkel op formele gronden, te weten de te late uitreiking van de mededeling van de opgelegde
disciplinaire straf, gegrond verklaard maar nu – naar in beroep onweersproken is – klager tijdens het verblijf in de strafcel/ afzonderingscel niet de beschikking heeft gehad over zijn strafdossier en waardoor hij in de mogelijkheid van voorbereiding
op
zijn strafzaak (op zijn minst genomen) is beperkt, acht de beroepscommissie termen aanwezig voor het alsnog toekennen van een financiële tegemoetkoming. Zij zal het beroep in zoverre gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre
vernietigen en aan klager een tegemoetkoming toekennen. Zij zal de hoogte daarvan vaststellen op € 25,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep te aanzien van de onderdelen a en c van het beklag ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij verklaart het beroep ten aanzien van de beslissing om geen tegemoetkoming toe te kennen gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 25,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. C.J.G. Bleichrodt, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 20 augustus 2013

secretaris voorzitter

Naar boven