Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1336/GA, 16 augustus 2013, beroep
Uitspraakdatum:16-08-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/1336/GA

betreft: [klager] datum: 16 augustus 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel,

gericht tegen een uitspraak van 18 april 2013 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 juli 2013, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, zijn klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. B.R. Koenders, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur, en [...], juridisch medewerker bij voormelde
inrichting, gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel, wegens het vernielen van een celruit.

De beklagcommissie heeft het beklag ten aanzien van de oplegging van de straf ongegrond verklaard en gegrond verklaard ten aanzien van de duur van de straf en een tegemoetkoming toegekend van € 40,=, op de gronden als in de aangehechte uitspraak
weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Ter zitting bij de beklagcommissie is gebleken dat er geen enkel ander belang voor klager was om het celluikje los te
schroeven en het glas te vernielen dan een poging tot ontvluchting. Klager heeft van buitenaf al dingen voorbereid, zodat hij van binnen het luikje kon losmaken. Volgens het straf- en maatregelenbeleid van de p.i. Amsterdam Over-Amstel wordt voor een
poging tot ontvluchting een straf van 3 tot 14 dagen opgelegd. Klager heeft een straf opgelegd gekregen van zeven dagen opsluiting in een strafcel. Nu klager een poging tot ontvluchting kan worden aangerekend, is dit een redelijke en billijke straf.
Bovendien is het bepalen van de strafmaat een discretionaire bevoegdheid van de directeur.

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De beklagcommissie is op de gang geweest en heeft geconstateerd dat er bij een andere deur ook een schroef uit een gat was.
In
andere deuren zaten ook gaten die ruimer waren dan de schroeven. Er was geen sprake van een poging tot ontvluchting. Klager had daar geen belang bij, aangezien hij op dat moment een strafrestant had van slechts 28 dagen. Klager heeft niets voorbereid.
Hij is de betreffende dag niet wezen luchten en hij is niet van zijn cel geweest.

3. De beoordeling
Uit jurisprudentie van de beroepscommissie (vgl. 13/549/GA), en de memorie van toelichting bij artikel 68 van de Pbw volgt dat bij de beoordeling van de strafmaat de beklagcommissie een zekere terughoudendheid in acht dient te nemen, nu slechts
getoetst
dient te worden – behoudens ingeval er sprake is van strijd met een in de inrichting geldend wettelijk voorschrift – of de beslissing tot strafoplegging redelijk en billijk is. Naar het oordeel van de beroepscommissie kan de door de directeur opgelegde
disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel wegens het vernielen van de celruit, gelet op de omstandigheden van het geval, niet als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard en de
uitspraak van de beklagcommissie zal, voor zover daartegen beroep is ingesteld, worden vernietigd. Het beklag zal in zoverre alsnog ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld en verklaart het beklag in zoverre alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 16 augustus 2013

secretaris voorzitter

Naar boven