Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1697/GA, 16 augustus 2013, beroep
Uitspraakdatum:16-08-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Post  v

Uitspraak

nummer: 13/1697/GA

betreft: [klager] datum: 16 augustus 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel,

gericht tegen een uitspraak van 16 mei 2013 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, voor zover daartegen beroep is ingesteld, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 juli 2013, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, is als vertegenwoordiger van de directeur van de p.i. Krimpen aan den IJssel, [...], juridisch medewerker, gehoord.
Klagers raadsvrouw, mr. C.C. Peterse, heeft op 10 juli 2013 schriftelijk bericht dat zij en klager niet ter zitting zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat een brief van klagers raadsvrouw aan klager en een brief van klager aan zijn raadsvrouw zijn opengemaakt (IJ-2013-000061).

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming van € 10,= toegekend, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt schriftelijk als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De brief afkomstig van klagers raadsvrouw is niet op de juiste wijze aangeboden. Het poststuk was open en
enkel de begeleidende brief van klagers raadsvrouw bevond zich in de envelop. De geprivilegieerde post voor klager zat niet bij dit poststuk. De medewerkers van de postkamer hebben telefonisch contact opgenomen met klagers raadsvrouw en hebben dit
gemeld. De binnenste envelop met de geprivilegieerde post is vier dagen later alsnog binnengekomen. De medewerkers van de postkamer hebben direct het verband gelegd met de eerder binnengekomen gescheurde envelop. De binnenste envelop is niet
opengemaakt. De directeur stelt niet dat klagers raadsvrouw de post op onjuiste wijze heeft aangeboden, maar dat er tijdens het verzenden/aanbieden van de post aan de inrichting iets is misgegaan. De directeur is van mening dat zij niet
verantwoordelijk
kan worden gehouden voor fouten die worden gemaakt bij PostNL.

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt schriftelijk als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De binnenste en buitenste envelop zijn gesplitst aangeboden aan klager. De binnenste envelop is geopend
aangeboden aan klager, terwijl deze herkenbaar is als geprivilegieerde post aangezien de naam van het advocatenkantoor daarop is vermeld. Deze envelop had dan ook ingevolge artikel 3, lid 3 van de Regeling geprivilegieerde post gedetineerden (de
Regeling) alleen in het bijzijn van klager geopend mogen worden.

3. De beoordeling
In de Regeling zijn regels gegeven voor het aanbieden van post van een geprivilegieerd(e) persoon of instantie aan een gedetineerde. Deze regels houden in dat de advocaat zijn of haar brief in een gesloten envelop doet en deze adresseert aan de
gedetineerde (binnenenvelop). Deze envelop wordt gevoegd in een andere envelop (buitenenvelop), die aan de directeur wordt geadresseerd met het verzoek de bijgesloten envelop aan de gedetineerde uit te reiken. De afzender dient er zorg voor te dragen
dat kenbaar is in welke hoedanigheid de afzender de brief heeft geschreven.

Niet in geschil is dat klager de buitenenvelop geopend heeft ontvangen en dat hij de binnenenvelop op een later moment heeft ontvangen. De beroepscommissie acht echter onvoldoende aannemelijk geworden dat klager de binnenenvelop geopend heeft
ontvangen.
Hierbij is in aanmerking genomen dat de medewerkers van de postkamer telefonisch contact met klagers raadsvrouw hebben opgenomen, nadat zij de buitenste envelop geopend ontvingen en hebben verklaard dat zij zich specifiek konden herinneren de
binnenenvelop als geprivilegieerde post te hebben onderkend en de binnenste envelop gesloten aan klager te hebben aangeboden. Anders dan de beklagcommissie heeft overwogen, is de beroepscommissie van oordeel dat van de directeur niet gevergd kan worden
hierover meer informatie te verschaffen dan zij heeft gedaan.

Gelet op het bovenstaande zal het beroep van de directeur gegrond worden verklaard. Nu het beroep van de directeur enkel betrekking heeft op de brief van de raadsvrouw gericht aan klager, zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie dan
ook slechts in zoverre vernietigen en het beklag in zoverre alsnog ongegrond verklaren. Zij zal gelet hierop de door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming matigen tot € 5,= .

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover in beroep aan de orde en matigt de toegekende tegemoetkoming tot € 5,= .

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 16 augustus 2013

secretaris voorzitter

Naar boven