Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1539/GA, 13 augustus 2013, beroep
Uitspraakdatum:13-08-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/1539/GA

betreft: [klager] datum: 13 augustus 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van het Detentiecentrum Alphen aan den Rijn,

gericht tegen een uitspraak van 7 mei 2013 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, voor zover in beroep aan de orde, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 juli 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn, met behulp van een telefonische tolk Egyptisch Arabisch, klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. P.C. Saris, en de
plaatsvervangend vestigingsdirecteur van het Detentiecentrum Alphen aan den Rijn, [...], gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag is door de beklagcommissie opgevat als gericht tegen het gebruik van handboeien bij het overbrengen van klager naar de strafcel, de afwijzing van klagers verzoek om foto’s van zijn dochter aan hem te laten zien in de strafcel en de
omstandigheid dat niet is gereageerd op klagers verzoek een arts te spreken (DA 2013/180).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard voor zover dat betrekking heeft op het gebruik van handboeien en de weigering foto’s te laten zien en gegrond verklaard voor zover het beklag betrekking heeft op klagers verzoek een arts te
spreken. De beklagcommissie heeft een tegemoetkoming van € 100,= toegekend, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Beklag DA 2013/180 ziet alleen op het boeien bij overbrenging van klager naar de strafcel en op de weigering foto’s van
zijn dochter aan hem te laten zien. De beklagcommissie heeft ten onrechte geoordeeld over de in de strafcel aan klager geboden zorg, nu dit geen onderdeel uitmaakt van het beklag. De directeur werd ter zitting van de beklagcommissie overvallen door de
vraag hoe vaak klager in de strafcel was bezocht door een arts en wist hier niet direct het antwoord op. Nu is duidelijk dat voldoende zorg is geboden aan klager. De directeur verwijst daartoe naar een overzicht van 18 maart 2013 tot en met 29 maart
2013 waarin is vermeld dat zeven keer een arts langs is geweest en klager daarnaast verschillende keren door verpleegkundigen en twee keer door een psycholoog is bezocht. Aan de inrichting zijn vier verschillende artsen verbonden. Misschien heeft
klager
de arts niet steeds herkend.

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. In het klaagschrift is vermeld “en nog meer zaken”. In dat kader is ter zitting bij de beklagcommissie gesproken over
het aantal keer dat klager door een arts is bezocht. Toen klager in de strafcel zat en in honger- en dorststaking was, is hij slechts één keer bezocht door een arts. Dit was om zijn bloeddruk te meten. Verder is een aantal keer per dag een
verpleegkundige langs geweest in verband met zijn medicatie. Klager was tien dagen in hongerstaking en kreeg heel veel medicijnen. Klager herkent de aan de inrichting verbonden artsen wel.

3. De beoordeling
De beroepscommissie is van oordeel dat de vraag naar de in de strafcel aan klager geboden zorg onderdeel uitmaakt van de wijze waarop klager gedurende zijn verblijf in de strafcel is behandeld en samenhangt met de overige klachten over het verblijf in
de strafcel, zodat de beklagcommissie hier in redelijkheid over heeft kunnen oordelen.

Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie het volgende. Uit het door de directeur in beroep overgelegde overzicht blijkt dat klager, die weigerde te eten en te drinken, van 18 maart 2013 tot 29 maart 2013 zeven keer door een arts is bezocht. De
beroepscommissie is van oordeel dat de directeur hiermee klagers stelling dat hij slechts één keer door een arts is bezocht en niet op zijn verzoek een arts te spreken is gereageerd, voldoende heeft weerlegd. Gelet hierop zal het beroep van de
directeur
gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover betrekking hebbende op het niet reageren op klagers verzoek een arts te spreken, worden vernietigd en het beklag in zoverre alsnog ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover in beroep aan de orde en verklaart het beklag in zoverre alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. H.K. Fernandes Mendes en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 13 augustus 2013

secretaris voorzitter

Naar boven