Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1866/GV, 7 augustus 2013, beroep
Uitspraakdatum:07-08-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/1866/GV

betreft: [klager] datum: 7 augustus 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. I.F.J. Beugelsdijk, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen – zo begrijpt de beroepscommissie – een beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris)

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, mr. I.F.J. Beugelsdijk, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De beslissing van de Staatssecretaris op klagers verzoek was op 27 februari 2013 niet op schrift gesteld en niet aan klager uitgereikt. De inhoud van de afwijzende beslissing van de Staatssecretaris van
28 februari 2013 en de brief van de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught van 13 maart 2013 zijn innerlijk tegenstrijdig. De afwijzende beslissing is onzorgvuldig tot stand gekomen en onjuist. De aanvraag lijkt te zijn afgewezen,
enerzijds omdat er niet wordt gewerkt aan interventies en anderzijds omdat er geen inschatting van het recidiverisico en het risico op onttrekking kan worden gemaakt. Er worden geen interventies aan klager aangeboden. Het niet volgen van interventies
door klager kan derhalve geen reden zijn voor de afwijzing van de aanvraag. Onduidelijk is welke informatie de politie en het Openbaar Ministerie (OM) hebben verstrekt. Op 29 juli 2013 heeft de raadsman een reclasseringsadvies (realisatiedatum 24 juni
2013) overgelegd, waaruit kan worden opgemaakt dat klager heeft meegewerkt aan een Risc.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Op 27 februari 2013 heeft de selectiefunctionaris klagers verzoek om algemeen verlof ontvangen. Dit verzoek is afgewezen. Klager wenst onvoldoende mee te werken aan een Risc
van
de reclassering. Daardoor is het niet mogelijk om een beeld te verkrijgen van de risico’s die gepaard (kunnen) gaan met verlofverlening aan klager. Klager is hierop gewezen, maar hij blijft weigeren om mee te werken. Het is aan klager te wijten dat van
hem geen goed beeld kan worden gevormd. Het gevolg hiervan is dat er onvoldoende vertrouwen bestaat in goed verloop van het verlof.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Vught heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat klager niet mee wil werken aan een Risc, waaroor er geen inschatting kan worden gemaakt van de (eventueel) aan verlofverlening verbonden risico’s.
De politie heeft positief geadviseerd.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van tien jaar met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet. Aansluitend dient hij (eventueel) een vervangende hechtenis taakstraf van 35 dagen en twee subsidiaire hechtenisstraffen van in totaal 17 dagen te
ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke einddatum van zijn detentie valt op of omstreeks 11 maart 2014.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie stelt voorop dat de selectiefunctionaris, die namens de Staatssecretaris beslist, zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is, heeft beslist op klagers verzoek om algemeen verlof. Immers, de selectiefunctionaris heeft op 27 februari
2013 klagers verzoek om verlof en de bijbehorende stukken van de inrichting toegezonden gekregen en heeft op 28 februari 2013 een beslissing genomen, waarbij klagers verzoek om verlof is afgewezen.

De beroepscommissie gaat ervan uit dat klager heeft bedoeld beroep in te stellen tegen bovengenoemde afwijzende beslissing. Uit die beslissing volgt dat klagers verlofaanvraag is afgewezen, omdat hij niet wil meewerken aan een Risc, waardoor geen
interventies kunnen worden geïndiceerd en waardoor er geen inschatting kan worden gemaakt van zijn recidiverisico en het risico op onttrekking aan detentie. De beroepscommissie stelt voorop dat de weigering van klager mee te werken aan een Risc geen
zelfstandige grond kan vormen voor de afwijzing van de verlofaanvraag. Voorts overweegt de beroepscommissie dat uit de omstandigheid dat door de reclassering geen inschatting van klagers recidiverisico en het risico op onttrekking aan detentie kan
worden gemaakt, niet geconcludeerd kan worden dat er ten aanzien van klager sprake is van een recidiverisico en een risico op onttrekking aan detentie. Door de Staatssecretaris zijn geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat deze risico’s ten aanzien
van klager aanwezig zijn. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk en onbillijk moet worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve
gegrond worden verklaard en de bestreden beslissing van de Staatssecretaris zal worden vernietigd. De Staatssecretaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak, binnen een termijn van twee weken na
ontvangst van deze uitspraak. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

Ten overvloede overweegt de beroepscommissie dat zij van het door de raadsman op 29 juli 2013 toegezonden reclasseringsadvies (realisatiedatum 24 juni 2013) kennis heeft genomen, maar dat zij dit advies in deze uitspraak buiten beschouwing laat, omdat
dit ten tijde van de bestreden beslissing nog niet was gerealiseerd. Wel zal de Staatssecretaris bij het nemen van zijn nieuwe beslissing rekening dienen te houden met dit reclasseringsadvies.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na
ontvangst van deze uitspraak. Zij kent aan klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 7 augustus 2013

secretaris voorzitter

Naar boven