Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2189/GV, 30 juli 2013, beroep
Uitspraakdatum:30-07-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/2189/GV

betreft: [klager] datum: 30 juli 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C. Maat, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 3 juli 2013 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager meent dat sprake is van zodanige persoonlijke omstandigheden in de persoonlijke levenssfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. De broer van klager overleed recentelijk
op jonge leeftijd na een zeer heftig ziekbed. Klager heeft in zeer geringe mate de mogelijkheid gehad om enige tijd met zijn broer voor zijn overlijden door te brengen. Klager heeft deze moeilijke periode niet met zijn familie kunnen delen. De
grootmoeder van klager, waar hij een bijzondere band mee had, is tevens recentelijk overleden. Klager heeft enkel onder begeleiding en buiten aanwezigheid van zijn familie afscheid kunnen nemen. Ook dit verlies heeft klager alleen en zonder steun van
zijn familie moeten verwerken. Voor klagers detentie is ook zijn jongere broertje op 12-jarige leeftijd overleden door een zeer heftig geweldsdelict. Dit is een verregaande en emotionele aanslag geweest op klager en zijn familie. Op z’n minst is het
redelijk en ook nodig klager strafonderbreking voor bepaalde tijd toe te staan, zodat hij in ieder geval met zijn familie de rouwperiode kan doormaken en zij elkaar kunnen steunen. Dergelijk verlies alleen in detentie verwerken kan nauwelijks van
iemand
verlangd worden. Klager is afgestraft, werkt mee met alle programma’s, is niet vluchtgevaarlijk en heeft geen noemenswaardige rapporten noch zijn er omstandigheden die een eenmalige toestemming in de weg staan. Klager is niet gedetineerde terzake een
geweldsdelict.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager is tweemaal in de gelegenheid gesteld om zijn broer onder begeleiding van DV&O in het ziekenhuis te bezoeken. Op 13 mei 2013 is de broer van klager overleden. Ook heeft
klager op 3 april 2013 afscheid kunnen nemen van zijn oma. Klager wil strafonderbreking om samen met zijn familie een rouwperiode af te sluiten. Dit is geen reden om strafonderbreking toe te kennen. De aanwezigheid van klager is niet noodzakelijk. Hem
zijn voldoende mogelijkheden geboden om tijdens zijn detentie afscheid te nemen van zijn broer en oma. Er is geen verklaring van een deskundige overgelegd, waaruit blijkt dat er medische en/of psychische gronden aanwezig zijn voor een dergelijke
rouwperiode met zijn familie. Klager heeft nog een periode van meer dan drie jaar detentie te ondergaan.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van het huis van bewaring Roermond heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Het Openbaar Ministerie en de politie hebben positief geadviseerd.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van zeven jaar met aftrek, wegens overtreding van de Wet wapens en munitie. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf te ondergaan van 60 dagen en een subsidiaire hechtenis van 15 dagen. De einddatum van klagers
detentie is op of omstreeks 2 augustus 2016.

Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm
van verlof. Klager werd geconfronteerd met drie sterfgevallen in zijn familie, waarvan twee tijdens zijn detentie. Gebleken is dat klager door middel van incidenteel verlof afscheid heeft kunnen nemen van zijn broer en oma. De beroepscommissie is van
oordeel dat klager onvoldoende de noodzaak aannemelijk heeft gemaakt om daarnaast door middel van strafonderbreking een rouwperiode door te brengen samen met zijn familie. Zo ontbreken (medische) verklaringen die de aanvraag van klager om
strafonderbreking ondersteunen. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 30 juli 2013

secretaris voorzitter

Naar boven