Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3864/GA, 2 augustus 2013, beroep
Uitspraakdatum:02-08-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/3864/GA

betreft: [klager] datum: 2 augustus 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 5 december 2012 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 27 juni 2013, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, is klager gehoord. De raadsvrouw van klager, mr. I.A. Groenendijk, heeft schriftelijk bericht verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen. De directeur
van de p.i. Dordrecht is zonder bericht van verhindering niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van klagers verzoek om een tegemoetkoming in de studiekosten (examengeld).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De opvatting van de inrichting dat klager zich voor de betaling van het examengeld eerst moet wenden tot het diaconaat te Alphen aan den Rijn, die hem
eerder een financiële bijdrage van € 672,- heeft verleend voor het lesmateriaal, is onterecht. Klager is begonnen met een studie om geestelijk niet te vervlakken en om na zijn detentie weer een positieve rol in de maatschappij te kunnen spelen. Klager
heeft geen vermogen of inkomsten.
Het examen vindt plaats in oktober 2013. De studie is inmiddels betaald, het verzoek heeft alleen betrekking op het examengeld. In totaal wil klager vier afzonderlijke examens afleggen. De kosten hiervan bedragen in totaal vier maal € 163,= plus vier
maal € 50,=. In totaal bedragen de examenkosten € 852,-. Ter zitting van de beroepscommissie toont klager de diploma’s van de opleidingen die hij al heeft gevolgd. Hij stelt dat in de Pbw het recht om onderwijs te volgen is gewaarborgd. Het te volgen
onderwijs kan ook betrekking hebben op beroepsonderwijs, aldus klager. Een opleiding is een reëel onderdeel van de resocialisatie. Klager wil na zijn detentie voor zichzelf beginnen in de kledingbranche. Klager is gemotiveerd en heeft initiatief
getoond. Klager volgt de opleiding Moderne Bedrijfsadministratie (MBA). Deze opleiding sluit aan bij klagers voorgaande opleiding. De onderwijsmentor van de inrichting heeft klager geadviseerd deze opleiding te volgen.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Voor de beoordeling van het beroep gaat de beroepscommissie uit van de volgende feiten. Klager heeft verzocht om een tegemoetkoming in de studiekosten voor de opleiding Moderne Bedrijfsadministratie bij het NTI. Deze studie is, met uitzondering van het
examengeld, reeds betaald. De totale examenkosten bedragen € 852,-. De examens vinden plaats in oktober 2013. Klagers detentie eindigt in 2017. Het verzoek van klager is ingediend vóór de intrekking van de Circulaire betreffende schriftelijke studies
van gedetineerden van 20 juni 1988, nr. 361/388 (verder: de circulaire) per 2 november 2012.

Het verzoek om een tegemoetkoming in de opleidingskosten voldoet aan de eisen van de destijds geldende circulaire. De door de directeur in de beklagprocedure genoemde weigeringsgronden zijn in deze circulaire immers niet terug te vinden. De
beroepscommissie is daarom van oordeel dat de weigering van de directeur om een financiële tegemoetkoming voor de examenkosten te verstrekken strijdt met het destijds geldende beleid, en daardoor onjuist is.

Na de intrekking van de circulaire per 2 november 2012 resteert hetgeen is vervat in artikel 48 Pbw. Nu dit wetsartikel niet voorziet in een toetsingskader voor verzoeken als het onderhavige, ziet de beroepscommissie aanleiding de directeur
duidelijkheid te bieden. Bij de hernieuwde beoordeling van het door klager ingediende verzoek dient toetsend aan de redelijkheid en de billijkheid zwaar te wegen het belang van klager om zijn inmiddels gestarte opleiding met examens af te ronden. Gelet
op al het vorenstaande – in onderlinge samenhang bezien – zal – behoudens bijzondere omstandigheden waarvan de beroepscommissie tot op heden niet is gebleken – de beslissing van de directeur slechts kunnen luiden dat de verzochte tegemoetkoming van €
852,- wordt toegekend.

De beslissing van de directeur zal worden vernietigd en deze zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij vernietigt de beslissing waarover is geklaagd en draagt de directeur op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Kokee, secretaris, op 2 augustus 2013

secretaris voorzitter

Naar boven