Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1204/GA, 24 juli 2013, beroep
Uitspraakdatum:24-07-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/1204/GA

betreft: [klager] datum: 24 juli 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.J. Sol, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 10 april 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Nieuwegein

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 juni 2013, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, is de plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Nieuwegein, [...], gehoord. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij
daarvan geen gebruikgemaakt. Klagers raadsman, mr. A.J. Sol, is evenmin ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het feit dat klagers ziekmelding ten onrechte is aangemerkt als twee aparte ziekmeldingen, waardoor hij twee dagen ingesloten is geweest op zijn cel.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Als gevolg van één ziekmelding is klager tot tweemaal toe 24 uur op cel ingesloten. Daardoor is klager bezoek en andere activiteiten misgelopen. Klager
heeft zich op vrijdag
5 oktober 2012 ziek gemeld, is in het weekend ziek gebleven en heeft in het weekend niet deelgenomen aan het dagprogramma. De stelling van de directeur dat klager in het weekend wel heeft deelgenomen aan het dagprogramma is onvoldoende met bewijzen
gestaafd. Klager heeft zich op maandag 8 oktober 2012 niet opnieuw ziek gemeld, maar hij heeft slechts laten weten dat hij nog altijd ziek was. Het personeel heeft klager op maandag 8 oktober 2012 meegedeeld dat als hij niet zou gaan werken, hij
opnieuw
24 uur op cel zou worden ingesloten. Klager heeft zich zodanig onder druk gezet gevoeld dat hij is gaan werken. Echter, ’s middags heeft klager moeten afhaken. Klager was dus nog niet beter. Klager is desondanks wel opnieuw ingesloten op cel. De
directeur had klager op 8 oktober 2012 moeten laten onderzoeken door de medische dienst. Dit is eerst op 9 oktober 2012 gebeurd. Het oordeel van de medische dienst van 9 oktober 2012 kan niet gelden als een beoordeling van de ziekte van klager op 8
oktober 2012.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Desgevraagd antwoordt de directeur dat een gedetineerde die zich ziek heeft gemeld gedurende een dag wordt uitgesloten van deelname aan het
dagprogramma. De dag(en) erna mag een gedetineerde, ondanks aanhouding van de ziekte, wel weer deelnemen aan het dagprogramma, met uitzondering van de arbeid. Klager heeft zich op vrijdag 5 oktober 2012 ziek gemeld. Om die reden heeft klager die dag
niet mogen deelnemen aan het dagprogramma en is hij ingesloten op cel. Zaterdag en zondag heeft klager deelgenomen aan het dagprogramma, dat in het weekend vooral bestaat uit recreatie, sport en bezoek. Het is het personeel niet gebleken dat klager in
het weekend nog ziek was. In de afdelingsrapportage wordt het altijd vermeld als een gedetineerde ziek op cel verblijft, maar uit de dagrapportages van het weekend blijkt niet dat klager op cel heeft verbleven. Uit bovengenoemde omstandigheden heeft
het
personeel in redelijkheid kunnen afleiden dat klager was hersteld en om die reden is klager op maandag 8 oktober 2012 opgeroepen voor de arbeid. Klager heeft zich in de middag van 8 oktober 2012 wederom ziek gemeld, met als gevolg dat hij weer is
uitgesloten van deelname aan het dagprogramma. Op dinsdag 9 oktober 2012 is klager gezien door de inrichtingsarts, die heeft geoordeeld dat klager deel kon nemen deelnemen aan de arbeid.

3. De beoordeling
Ter zitting heeft de directeur naar voren gebracht dat in de inrichting de regel geldt dat een gedetineerde die zich ziek heeft gemeld gedurende één dag wordt uitgesloten van deelname aan het dagprogramma en dat die gedetineerde de dag(en) erna,
ondanks
aanhouding van de ziekte, wel weer mag deelnemen aan het dagprogramma.

Vast staat dat klager zich op vrijdag 5 oktober 2012 ziek heeft gemeld en dat hij, conform de in de inrichting geldende procedure, de rest van de dag is uitgesloten van deelname aan het dagprogramma en is ingesloten op cel. Voorts neemt de
beroepscommissie als vaststaand aan dat klager op maandag 8 oktober 2012 uit vrije wil is gaan werken. De beroepscommissie acht het niet onredelijk dat de directeur deze feitelijke handeling van klager heeft aangemerkt als een ‘betermelding’. Diezelfde
dag heeft klager ’s middags aan het personeel meegedeeld dat hij niet meer kon werken, omdat hij nog ziek was. De beroepscommissie acht het, gelet op het vorenstaande, evenmin onredelijk dat de directeur deze mededeling van klager heeft aangemerkt als
een nieuwe ‘ziekmelding’. Gelet op het vorenstaande en in aanmerking nemende de in de inrichting gehanteerde procedure met betrekking tot ziek- en betermeldingen, is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de directeur om klager op 8
oktober 2012 uit te sluiten van verdere deelname aan het dagprogramma en in te sluiten op cel, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter zal met
wijziging van de gronden worden bevestigd.

Overigens geeft de beroepscommissie de directeur in overweging om de in (artikel 4.2.1. van) de huisregels beschreven procedure omtrent ziek- en betermeldingen aan te passen aan de in de praktijk in de inrichting gehanteerde procedure.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. A.T. Bol en dr. M. Kooyman, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 24 juli 2013

secretaris voorzitter

Naar boven