Nummer: 13/1675/GB
Betreft: [klager] datum: 24 juli 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.J. Visser, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 23 mei 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 23 april 2012 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de p.i. Krimpen aan den IJssel.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager is van mening dat de standpunten van de selectiefunctionaris onzin zijn, hij is geen preventief gehechte meer. Klager is veroordeeld en ingesloten in het arrondissement Rotterdam, de p.i.
Dordrecht valt hier ook onder. Klagers vrienden en familie wonen in de omgeving van Dordrecht. Vanwege de slechte gezondheid van klagers vader is de afstand van Dordrecht naar de p.i. Krimpen aan den IJssel te ver voor zijn ouders. Klagers vader is
vanwege zijn ziekte vaak niet in staat om auto te rijden en klagers moeder heeft geen rijbewijs. Klager is hierdoor in een isolement terecht gekomen, hetgeen indruist tegen de beginselen van artikel 8 van het EVRM, waaruit het recht op family life
voortvloeit. Het verzoek tot overplaatsing is tevens ingediend vanwege de moeizame relatie die klager ondervindt met zijn medegedetineerden in de p.i. Krimpen aan den IJssel. Klager is al meerdere malen bedreigd door zijn medegedetineerden. Dit is
aangegeven in een fax die naar de directeur van de p.i. Krimpen aan den IJssel is verstuurd. Gelet op klagers veiligheid en de mogelijke verstoring van de orde, rust en veiligheid in de p.i. Krimpen aan den IJssel, is verzocht om een spoedige
overplaatsing naar de p.i. Dordrecht. De directeur heeft niet op deze fax gereageerd. Op grond van artikel 17, vierde lid, van de Pbw stelt de selectiefunctionaris de indiener van het bezwaarschrift binnen zes weken van zijn met redenen omklede
beslissing schriftelijk en zoveel mogelijk in een voor deze begrijpelijke taal op de hoogte. De selectiefunctionaris heeft deze termijn overschreden.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Klager is inderdaad in eerste aanleg veroordeeld. De verwijzing naar het parket van insluiting is derhalve niet juist. Echter ook na de stukken opnieuw
beoordeeld te hebben, volhardt de selectiefunctionaris bij zijn beslissing. De beslissing om klager te selecteren voor de gevangenis van de p.i. Krimpen aan den IJssel is mede genomen op basis van klagers vestigingsadres na detentie, dat in Rotterdam
gelegen is. Klager heeft geen bezwaar aangetekend tegen deze plaatsing. Op 20 juni 2013 is er door het personeel van de p.i. Krimpen aan den IJssel aan klager gevraagd of er sprake is van een acute dreiging van zijn medegedetineerden. Volgens klager
was
er geen sprake van enige dreiging op dat moment. Pas in het beroepschrift brengt klager naar voren dat zijn vader ziek is en daardoor moeilijk kan reizen. Klager heeft dit echter niet feitelijk onderbouwd met een medische verklaring van een arts.
Overigens stelt de selectiefunctionaris zich op het standpunt dat de reisafstand van Dordrecht naar de p.i. Krimpen aan den IJssel niet onredelijk en onbillijk lang is.
4. De beoordeling
4.1. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Bezoekproblemen zijn inherent aan de
detentiesituatie en vormen, behoudens bijzondere omstandigheden, geen grond voor overplaatsing. Wat betreft de gezondheid van klagers vader dient er sprake te zijn van een voldoende sociale en/of medische indicatie, onderbouwd door verklaringen van een
deskundige. Hetgeen klager heeft aangevoerd omtrent de bezoekproblemen kan niet als een bijzondere omstandigheid worden aangemerkt. Klager heeft zijn argumentatie inzake de slechte gezondheid van zijn vader niet feitelijk onderbouwd. Wat betreft de
bedreigingen van klagers medegedetineerden, gaf hij op 20 juni j.l. zelf aan dat daar op dit moment geen sprake van is. Uit het selectieadvies blijkt dat in een persoonlijk gesprek met klager is gevraagd om de namen van de betreffende
medegedetineerden,
klager wilde de namen echter niet geven. Het Multi Disciplinair Overleg ziet geen noodzaak om klager over te plaatsen naar de p.i. Dordrecht. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van C.M.E. Taverne, secretaris, op 24 juli 2013
secretaris voorzitter