Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1727/GB, 18 juli 2013, beroep
Uitspraakdatum:18-07-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/1727/GB

Betreft: [klager] datum: 18 juli 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.B. Brouwer, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 29 mei 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 28 juni 2011 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) van de locatie De Schie te Rotterdam. Op 27 januari 2013 is hij geplaatst in de gevangenis van de locatie De Schie, waar een regime van algehele gemeenschap
geldt.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager verzoekt om overplaatsing naar een b.b.i. zodat hij zijn opleiding kan vervolgen. In de locatie De Schie heeft klager alle opleidingen gevolgd en zich altijd goed gedragen. De
nieuwe opleiding die klager wenst te volgen bestaat uit trainingen waar klager bij aanwezig dient te zijn, dit is alleen mogelijk in het regime van een b.b.i. Klager ziet deze opleidingen als een goede voorbereiding op zijn terugkeer in de
maatschappij,
het helpt mee aan zijn resocialisatie. Bovendien zou klager dankzij verlofdagen in een b.b.i. meer tijd met zijn kinderen en zieke moeder kunnen doorbrengen. Volgens klagers Traject Recidive begeleider is een b.b.i. in Rotterdam te gevaarlijk voor hem,
gelet op mogelijke wraakacties van vrienden van het slachtoffer. Klagers verlofadres is dan ook in Nijmegen, mede vanwege de kans op letselschade en ongewenste slachtofferconfrontatie. De b.b.i. faseringsdatum van klager is gelegen op 24 mei 2013.
Klager heeft nog geen gedragsinterventies kunnen volgen, omdat dat niet mogelijk is vanuit de gevangenis van de locatie De Schie. Klagers hoog ingeschatte recidiverisico klopt niet. In het reclasseringsrapport van 17 augustus 2011 wordt klagers
recidiverisico nog laag/gemiddeld ingeschat, in een nieuw rapport van 13 februari 2012 ineens hoog. Klager is van mening dat zijn recidivestaat tegen hem gebruikt wordt, om enige doorfasering te dwarsbomen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager heeft een enorme recidivestaat en door de reclassering wordt zijn recidiverisico hoog ingeschat. Tevens zijn er mogelijk wraakgevoelens van het slachtoffer aanwezig, is er kans op letselschade en heeft het Openbaar Ministerie (OM) negatief
geadviseerd ten aanzien van klagers overplaatsing naar een b.b.i. Klager heeft een aantal opleidingen afgerond, maar geen gedragsinterventies die zijn recidiverisico verlagen. De selectiefunctionaris acht het gevaar voor ernstige verstoring van de
openbare orde of het plegen van nieuwe strafbare feiten, een ernstig vermoeden dat verlof zal leiden tot drugsgebruik en een grote kans op slachtofferconfrontatie aanwezig. Bovendien staat klagers einddatum detentie nog niet vast, gelet op een aantal
openstaande zaken, waardoor het strafrestant nog boven de achttien maanden kan komen, hetgeen een contra-indicatie vormt voor plaatsing in een b.b.i.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hierbij neemt de beroepscommissie in aanmerking
dat klagers recidiverisico door de reclassering in de rapportage van 30 september 2012 als hoog wordt ingeschat en een kans op letselschade aanwezig is. De omstandigheid dat klager zich goed gedraagt in de inrichting en enkele opleidingen en
interventies met succes heeft afgerond, maakt dat niet anders. Overigens blijkt uit de stukken dat klager een aantal openstaande strafzaken heeft, die binnen zijn huidige detentie zullen worden behandeld, waardoor de einddatum van zijn detentie nog zou
kunnen verschuiven. Dit vormt eveneens een contra-indicatie voor overplaatsing naar een b.b.i. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van C.M.E. Taverne, secretaris, op 18 juli 2013

secretaris voorzitter

Naar boven