Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1744/GV, 17 juli 2013, beroep
Uitspraakdatum:17-07-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/1744/GV

betreft: [klager] datum: 17 juli 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.J.W.F. Deen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 29 mei 2013 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Het recidiverisico zou door de reclassering zijn ingeschat als hoog, maar de reclassering gaf zelf aan dat het niet mogelijk is een inschatting te maken van de recidivekans.
Klager heeft een blanco strafblad en is niet agressief. Er kan dan ook gerede twijfel bestaan over de juistheid van de adviezen. Het verlofadres van klager is zonder risico nu daar geen kinderen van klager verblijven en een confrontatie met het
slachtoffer uitgesloten moet worden geacht gelet op het lange voorwaardelijke deel van de straf en de overige voorwaarden. Bovendien is er geen enkele media-aandacht voor klagers strafzaak en valt klager onder toezicht van de reclassering.
Naar aanleiding van de reactie van de selectiefunctionaris is namens klager – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd. Het feit dat klager het delict ontkent, zou geen rol mogen spelen. Klagers houding in zijn strafzaak zou evenmin een rol mogen
spelen, nu klager nog niet onherroepelijk is veroordeeld. Het standpunt van de Staatssecretaris dat sprake is van een negatief inrichtingsadvies is onjuist. Immers, klagers functioneren in de inrichting wordt als goed/zeer goed ervaren. Recidive valt
niet te verwachten nu klager zich bewust is van de risico’s. Ten onrechte wordt dan ook gesteld dat sprake is van gevaar voor recidive en ten onrechte vormt dit een belemmering voor verlofverlening.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven –toegelicht. Op grond van de aangeleverde informatie is de Staatssecretaris tot de conclusie gekomen dat een verlof op dit moment maatschappelijk onaanvaardbaar is.
De inrichting heeft negatief geadviseerd en geeft aan dat sprake is van een hoog recidiverisico. Tevens geeft het gedrag van klager in de inrichting en de wijze waarop hij met het delict omgaat de Staatssecretaris onvoldoende vertrouwen voor het
verlenen van vrijheden. Voorts blijkt uit aanvullende informatie dat de politie negatief heeft geadviseerd ten aanzien van het opgegeven verlofadres, omdat zowel klager als de te bezoeken persoon onbekend zijn op het adres.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag gezien het hoge recidiverisico en het gevaarrisico binnen de familiesfeer.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Den Haag heeft op 12 april 2013 aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het verlof en heeft aangegeven dat op het moment dat klager op verlof gaat/wil er aandacht dient te zijn voor het verlofadres en /of
hulpverlening (gelet op veroordeling pedoseksueel delict).
Het verlofadres is geverifieerd en in orde bevonden. De politie heeft nog niet gereageerd.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek, wegens het opzettelijk handelen in strijd met de artikelen 244, 245 en 249 WvSr. Aansluitend dient hij een taakstraf vervangende hechtenis van 22 dagen
te
ondergaan. De fictieve einddatum van zijn detentie is gesteld op 18 februari 2014.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag.

In het advies vrijheden van de directeur van de p.i. Dordrecht van 7 mei 2013 is vermeld dat sprake is van een negatief politieadvies en tevens is daarin vermeld dat de politie nog niet heeft gereageerd. Uit telefonische inlichtingen door de secretaris
van de beroepscommissie bij het BSD van de p.i. Dordrecht op 21 juni 2013 is gebleken dat het eerdere negatieve politieadvies zag op een adres met huisnummer “323” en de politie ten aanzien van het opgegeven verlofadres met huisnummer “332” nog niet
heeft geadviseerd. Gelet hierop kan het negatieve advies van de politie dan ook niet aan verlofverlening in de weg staan.

In het advies vrijheden is verder vermeld dat het recidiverisico is ingeschat als hoog. Het is nog niet gelukt om gedragsinterventies toe te passen, omdat klager het delict ontkent en hoger beroep heeft ingesteld. Uit het uittreksel uit het Justitieel
Documentatieregister volgt dat klager eerder is veroordeeld voor huiselijk geweld, belediging van een ambtenaar en vernieling. Hoewel de beroepscommissie begrijpt dat onderzoek naar klagers persoonlijkheid en gedragsverandering gewenst is, is het thans
niet duidelijk wanneer de uitspraak in hoger beroep zal volgen en wanneer er met interventies kan worden gestart. De duur van de procedure in hoger beroep mag niet in het nadeel van klager werken. In het advies van de inrichting wordt het gevaarrisico
binnen de familiesfeer genoemd. Niet valt in te zien dat dit risico niet kan worden ondervangen door het verbinden van (bijzondere) voorwaarden aan het verlof. De advocaat-generaal adviseert positief, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. De
beroepscommissie is dan ook van oordeel dat de bestreden beslissing niet op goede gronden rust. Gelet hierop zal het beroep gegrond worden verklaard, de bestreden beslissing worden vernietigd en zal de Staatssecretaris worden opgedragen om met in
achtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de bestreden beslissing en draagt Staatssecretaris op om binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. G.L.M. Urbanus, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 17 juli 2013

secretaris voorzitter

Naar boven