Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1374/GA, 25 juli 2013, beroep
Uitspraakdatum:25-07-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/1374/GA

betreft: [klager] datum: 25 juli 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.W. Syrier, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 4 april 2013 van de beklagcommissie bij de locatie Zoetermeer

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 juni 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, is klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.W. Syrier, gehoord.
De juridisch medewerker van de locatie Zoetermeer, [...], heeft bij brief van 5 juni 2013 laten weten dat zowel hij als de directeur verhinderd is ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van drie dagen (van 21 december 2012 tot en met 24 december 2012), hangende het onderzoek naar de wijze waarop en door wie de bij een medegedetineerde
aangetroffen mobiele telefoon, met daarop een foto van klager, is binnengebracht en gebruikt;
b. de verlenging van de onder a. genoemde ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel met zeven dagen (van 24 december 2012 tot en met 31 december 2012), in afwachting van klagers overplaatsing naar een andere inrichting;
c. een ordemaatregel van uitsluiting van deelname aan (groeps)activiteiten – in die zin dat klager slechts de activiteiten, waarop hij ingevolge de Pbw recht heeft, op individuele basis krijgt aangeboden – voor de duur van veertien dagen (van 27
december 2012 tot en met 10 januari 2013).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De mobiele telefoon is aangetroffen bij een medegedetineerde die verbleef op afdeling K. Op dat moment verbleef klager reeds op een andere
afdeling, namelijk afdeling E. Op afdeling E verbleven (destijds) geen gedetineerden die eerder op afdeling K hadden verbleven en die wetenschap hadden van de aangetroffen telefoon. Niet valt in te zien op welke wijze klager het onderzoek van de
directeur had kunnen frustreren. Daarnaast was met de inbeslagname van de telefoon het gevaar voor de orde en veiligheid in de inrichting weggenomen. Het opleggen van de ordemaatregel aan klager was om die reden niet noodzakelijk. Ten tijde van de
verlengingsbeslissingen was het onderzoek naar de telefoon reeds afgerond. De telefoon was in beslag genomen en klager verbleef nog steeds op afdeling E. De laatste ordemaatregel is op 10 januari 2013 beëindigd. Klager is pas op 21 januari 2013
overplaatst naar een andere inrichting. Van 10 januari 2013 tot aan zijn overplaatsing heeft klager dus weer mogen deelnemen aan alle groepsactiviteiten. Hieruit kan worden opgemaakt dat het niet noodzakelijk was om klager tot aan zijn overplaatsing af
te zonderen. De noodzaak voor het verlengen van de ordemaatregelen ontbreekt aldus.

Namens de directeur, persisteert de juridisch medewerker bij het standpunt zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie. Van de zijde van klager is in beroep geen nieuwe informatie ingebracht. De directeur kan zich verenigen met de uitspraak van de
beklagcommissie, die zorgvuldig en na afweging van alle belangen tot stand is gekomen.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 23, eerste lid, onder a, van de Pbw in samenhang bezien met artikel 24, eerste lid, van de Pbw kan de directeur aan een gedetineerde een ordemaatregel van uitsluiting van deelname aan een of meer activiteiten dan wel een ordemaatregel
van plaatsing in afzondering opleggen, indien dit in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel in het belang van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is. Op grond van artikel
24, derde lid, van de Pbw kan de directeur de ordemaatregel van plaatsing in afzondering telkens voor ten hoogste twee weken verlengen, indien hij van oordeel is dat de noodzaak tot afzondering nog steeds bestaat.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder a. overweegt de beroepscommissie het volgende. Vast staat dat bij een medegedetineerde een mobiele telefoon is aangetroffen, met daarop een foto van klager in de inrichting. Klager heeft erkend dat hij ervan
op de hoogte was dat de medegedetineerde in het bezit was van een mobiele telefoon en hij heeft dit niet bij de directeur gemeld. Naar aanleiding van de vondst van de telefoon is de directeur een onderzoek gestart om te achterhalen op welke wijze en
door wie de telefoon is binnengebracht en gebruikt. Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur in redelijkheid heeft kunnen beslissen dat het in belang van de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting
noodzakelijk was om aan klager, gedurende het onderzoek naar onder meer de mogelijke betrokkenheid van klager bij de invoer van de telefoon, de bestreden ordemaatregel op te leggen. Het feit dat klager ten tijde van de vondst van de telefoon op een
andere afdeling verbleef, betekent naar het oordeel van de beroepscommissie niet dat klager geen mogelijkheid had het onderzoek te frustreren. Daarbij merkt de beroepscommissie op dat op voorhand door de directeur niet kon worden uitgesloten dat er
meer
gedetineerden (op andere afdelingen) wetenschap hadden van de telefoon en/of dat er meer telefoons de inrichting waren binnengebracht. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan derhalve naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing
leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep inzake het beklag als vermeld onder a. zal ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal op dit punt worden bevestigd.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder b. en c. overweegt de beroepscommissie het volgende. Vast staat dat het onderzoek naar de aangetroffen mobiele telefoon na drie dagen was afgerond. Uit de schriftelijke mededelingen van de ordemaatregelen en
uit het verweerschrift van de directeur van 22 januari 2013 blijkt dat de directeur meende dat een langer verblijf van klager in de locatie Zoetermeer op ernstige bezwaren stuitte en dat afzondering van klager tot aan zijn overplaatsing noodzakelijk
was.
De beroepscommissie overweegt dat voornoemde beslissingen niet feitelijk zijn onderbouwd. Immers, de directeur heeft niet meegedeeld wat de uitkomst van het onderzoek is geweest. Het enige wat vast staat is dat klager wetenschap had van de aanwezigheid
van de bij de medegedetineerde, op afdeling K, aangetroffen mobiele telefoon. Dit enkele gegeven noodzaakt zonder toelichting – die ontbreekt – echter niet de verlenging van de ordemaatregel. Daar komt bij dat klager in de periode van 10 januari 2013
tot aan zijn overplaatsing op
21 januari 2013 geen ordemaatregel meer is opgelegd, zodat hij kon deelnemen aan alle groepsactiviteiten. Dit lijkt erop te duiden dat ook de directeur van mening was dat het niet noodzakelijk was om klager daadwerkelijk tot aan zijn overplaatsing af
te
zonderen.

Concluderend: het is niet gebleken dat in verband met het belang van de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting het noodzakelijk was om klager na afloop van het onderzoek in afzondering te houden dan wel uit te sluiten van deelname aan
(groeps)activiteiten. Aldus is niet voldaan aan de eisen die in de artikelen 23 en 24 van de Pbw aan het opleggen en verlengen van een ordemaatregel zijn gesteld. De beroepscommissie zal het beroep inzake het beklag als vermeld onder b. en c. derhalve
gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissingen niet meer ongedaan zijn te maken, zal de beroepscommissie een tegemoetkoming toekennen. De beroepscommissie constateert dat klager drie dagen (van 24 december 2012 tot 27 december 2012) ten onrechte in
een afzonderingscel heeft verbleven en dat hij veertien dagen (van 27 december 2012 tot
10 januari 2013) ten onrechte in zijn eigen cel is ingesloten, met uitzondering van de momenten waarop hem op individuele basis (recht)activiteiten zijn aangeboden. Gelet op de door de beroepscommissie in soortgelijke gevallen toegekende tegemoetkoming
– namelijk € 7,50 per dag dat een gedetineerde ten onrechte een ordemaatregel van afzondering op eigen cel heeft ondergaan en € 10,= per dag dat een gedetineerde ten onrechte een ordemaatregel van afzondering in een afzonderingscel heeft ondergaan –
zal
de beroepscommissie aan klager een tegemoetkoming toekennen van € 135,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder a. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder b. en c. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming van € 135,= toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. A.T. Bol en dr. M. Kooyman, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 25 juli 2013

secretaris voorzitter

Naar boven