Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1066/GA, 25 juli 2013, beroep
Uitspraakdatum:25-07-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/1066/GA

betreft: [klager] datum: 25 juli 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.A. Blok, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 21 maart 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Nieuwegein

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 juni 2013, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. E.A. Blok, en de plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Nieuwegein, [...].

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de beslissing van de directeur dat klager niet langer zijn radio op cel mag hebben.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De raadsvrouw stelt dat zij de uitspraak waarvan beroep tegelijkertijd heeft ontvangen met de uitspraak van de beklagrechter van 25 maart 2013
gegeven op een klacht van een andere gedetineerde, die evenals klager erover klaagt dat hij zijn radio niet langer op cel mag hebben. De overschrijding van de termijn waarbinnen beroep moet worden ingesteld, is daarom verschoonbaar.
Daarnaast voert de raadsvrouw aan dat vóór de wijziging van de huisregels in april 2012 het in de p.i. Nieuwegein was toegestaan een radio, met afmetingen zoals die van klager, in te voeren. Klager heeft zijn radio in 2010 in de p.i. Krimpen aan den
IJssel ingevoerd en deze radio is bij zijn overplaatsing naar de p.i. Nieuwegein in 2011 meeverhuisd. Klager mocht zijn radio in de p.i. Nieuwegein op cel hebben en de radio is nooit uitgevoerd geweest. Klager heeft deze radio dus geruime tijd in zijn
bezit en heeft hiermee nooit problemen veroorzaakt. Daarbij komt dat de radio de, sinds de wijziging van de huisregels, vereiste afmetingen slechts minimaal overschrijdt. Klagers radio voldoet wel aan de eisen zoals die zijn gesteld in de Regeling
model
huisregels penitentiaire inrichtingen, maar de huisregels van de p.i. Nieuwegein zijn strenger. Gelet op het vorenstaande is het niet noodzakelijk in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting deze radio per februari
2013
niet meer toe te staan. De bestreden beslissing van de directeur moet derhalve worden aangemerkt als onredelijk en onbillijk. Klager is van mening dat hij zijn radio moet kunnen behouden. Overigens heeft klager € 50,= moeten betalen om zijn radio te
laten aanpassen aan de voorheen geldende huisregels. Mocht de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren, dan verzoekt klager de beroepscommissie hem een tegemoetkoming van € 50,= toe te kennen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het beroep is te laat ingediend. Klager moet derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beroep.
Met het oog op het belang van de handhaving van de orde en de veiligheid in de inrichting is het gedetineerden verboden grote radio’s op cel te hebben. In april 2012 zijn de huisregels aangepast en daarin is opgenomen dat het gedetineerden is
toegestaan
een radio van maximaal 50x40x40 cm op cel te hebben. De directeur moet ergens een grens trekken. In het begin werd het aan de gedetineerden die reeds voor de wijziging van de huisregels een grotere radio hadden ingevoerd, toegestaan deze radio’s op cel
te houden. Echter, omdat er in die periode toch weer contrabande in radio’s is aangetroffen, heeft de directeur besloten de huisregels per februari 2013 actief na te leven. Klagers radio voldoet niet aan de eisen die zijn gesteld in de huisregels en
daarom wordt het hem niet meer toegestaan zijn radio op cel te hebben.

3. De beoordeling
De directeur heeft ter zitting aangevoerd dat het beroepschrift te laat is ingediend.
Ingevolge artikel 69, eerste lid, van de Pbw moet het met redenen omklede beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van het afschrift van de uitspraak onderscheidenlijk na die van de mondelinge mededeling van de uitspraak worden
ingediend. Op de uitspraak van de beklagrechter staat handgeschreven dat een afschrift van de uitspraak op 21 maart 2013 is verzonden. Het door de raadsvrouw ingediende beroepschrift dateert van 2 april 2013 en is op 3 april 2013 bij het secretariaat
van de Raad ingekomen. Ter zitting heeft de raadsvrouw desgevraagd geantwoord dat zij de uitspraak tegelijkertijd heeft ontvangen met de uitspraak van de beklagrechter inzake de klacht van een gedetineerde, die ook wordt bijgestaan door de raadsvrouw
en
eveneens klaagt over het feit dat hij zijn radio niet meer op cel mag hebben. De beklagrechter heeft op 25 maart 2013 uitspraak gedaan inzake de klacht van die gedetineerde en een afschrift van die uitspraak is op 26 maart 2013 verzonden. Nu deze
uitspraken vlak na elkaar zijn gedaan en inhoudelijk dezelfde kwestie betreffen, acht de beroepscommissie de stelling van de raadsvrouw dat zij de uitspraken inzake de klachten van klager en de andere gedetineerde tegelijkertijd na 26 maart 2013 heeft
ontvangen niet onaannemelijk. Niet bekend is wanneer klager de uitspraak van de beklagcommissie heeft ontvangen, maar het is gezien de datum van verzending niet onaannemelijk te achten dat klager de uitspraak niet eerder heeft ontvangen dan op het
moment dat de raadsvrouw de uitspraak heeft ontvangen. Dit betekent dat de beroepscommissie er in dit geval van uit zal gaan dat de beroepstermijn niet is overschreden. De beroepscommissie zal klager daarom in zijn beroep ontvangen.

De beroepscommissie neemt als vaststaand aan dat klager zijn radio in 2010 in de p.i. Krimpen aan den IJssel heeft ingevoerd en dat hij deze radio na zijn overplaatsing naar de p.i. Nieuwegein in 2011, in de p.i. Nieuwegein op cel mocht hebben. Klager
heeft deze radio laten verzegelen en de radio is tijdens klagers detentie nooit uitgevoerd geweest.
In april 2012 heeft de directeur de huisregels van de p.i. Nieuwegein gewijzigd. Uit bijlage 1 van de gewijzigde huisregels blijkt dat het gedetineerden in de p.i. Nieuwegein is toegestaan een radio op cel te hebben, mits die radio niet groter is dan
50x40x40 cm. Vast staat dat klagers radio groter is dan wat is toegestaan.

Na de wijziging van de huisregels in april 2012 heeft de directeur een overgangsregeling gehanteerd, die erop neerkomt dat gedetineerden die ten tijde van de wijziging van de huisregels reeds in de inrichting verbleven en een radio met grotere
afmetingen dan
50x40x40 cm op cel hadden, deze radio op cel mochten houden. Deze niet op schrift gestelde overgangsregeling was van onbepaalde duur. Klager heeft daarom gerechtvaardigd kunnen aannemen dat de nieuwe regels niet voor zijn radio zouden gelden en dat het
hem was toegestaan zijn radio op cel te houden voor de duur van zijn verblijf in de inrichting. De directeur heeft desgevraagd ter zitting verklaard dat het aanvankelijk inderdaad de bedoeling was dat de reeds aanwezige en te grote radio’s slechts door
het vertrek van hun eigenaars de inrichting zouden verlaten. Aan dit beleid is echter begin februari 2013 een einde gekomen. Op dat moment is besloten dat alle radio’s die niet voldoen aan de eisen die zijn gesteld in de huisregels per 14 februari 2013
niet meer in de inrichting zijn toegestaan. De toepassing van een dergelijke beleidswijziging – waarvan de noodzaak ten aanzien van klager onvoldoende is gebleken – is naar het oordeel van de beroepscommissie in het licht van het vorenstaande ten
opzichte van klager onredelijk en onbillijk.

Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagrechter zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie zal aan klager, vanwege het door hem geleden ongemak, een tegemoetkoming
toekennen van
€ 25,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van € 25,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. A.T. Bol en dr. M. Kooyman, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 25 juli 2013

secretaris voorzitter

Naar boven