Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2062/GA, 13/2063/SGA, 13/2064/SGA, 13/2065/SGA, 5 juli 2013, beroep
Uitspraakdatum:05-07-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 13/2062/SGA, 13/2063/SGA, 13/2064/SGA en 13/2065/SGA

Betreft :[klager] datum: 5 juli 2013

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), heeft kennisgenomen van vier bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschriften van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in het PPC Haaglanden te Den Haag.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de navolgende beslissingen van de directeur van voornoemd PPC, te weten:
a. het niet voorschrijven van dieetvoeding door de inrichtingsarts (13/2062/SGA);
b. het niet arbeidsongeschikt verklaren door de medische dienst(13/2063/SGA);
c. het niet aan verzoeker uitreiken van post van de beroepscommissie (13/2064/SGA);
d. de insluitingstijden van het PPC Haaglanden (13/2065/SGA).

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de op 1 juli 2013 bij de beklagcommissie ontvangen klaagschriften, alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur in de zaak met nummer 13/2065/SGA. Gelet op hetgeen hierna zal worden overwogen,
heeft de beroepscommissie in de zaken met de nummers 13/2062/SGA, 13/2063/SGA en 13/2064/SGA geen inlichtingen opgevraagd bij de directeur.

1. De beoordeling
De hiervoor onder a, b en d vermelde beslissingen zijn geen beslissingen als bedoeld in artikel 60, eerste of tweede lid, van de Pbw waartegen beklag open staat en waarvan hangende de bezwaarprocedure om schorsing kan worden verzocht. Verzoeker moet
daarom in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn verzoek.

Ten aanzien van de onder c vermelde beslissing overweegt de voorzitter dat voorop dient te worden gesteld dat aan gedetineerden in de artikelen 60 en 66 het recht van beklag respectievelijk tot het doen van een verzoek tot schorsing is toegekend.
Slechts in uitzonderlijke gevallen zal, naar het oordeel van de voorzitter, sprake zijn van misbruik van dit recht. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is daarvan, anders dan de directeur impliciet lijkt te betogen in zijn schriftelijke
reactie, in het geval van klager thans geen sprake.
Voorts geldt dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. De
voorzitter
overweegt dat verzoeker niet gebaat is bij een enkele beslissing tot schorsing, omdat dit niet kan leiden tot de door verzoeker gewenste situatie, namelijk dat post van de beroepscommissie aan hem wordt uitgereikt. Daarvoor zou tevens nodig zijn een
beslissing als bedoeld in artikel 68, derde lid, sub a of b, van de Pbw. Voor een dergelijke beslissing is in de schorsingsprocedure geen ruimte.
Gelet op vorenstaande concludeert de voorzitter dat de aard van de onder c genoemde beslissing zich niet leent voor schorsing. De voorzitter komt derhalve aan een verdere beoordeling van de beslissing niet toe. Het verzoek zal in zoverre worden
afgewezen.

De voorzitter merkt hierbij nog op dat hij er van uit gaat dat de directeur in voorkomend geval de stukken van de beroepscommissie steeds onverwijld aan verzoeker zal uitreiken.

2. De uitspraak
De voorzitter verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek voor zover dit betrekking heeft op de onderdelen a, b en d en wijst het verzoek ten aanzien van onderdeel c af.

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 5 juli 2013.

secretaris voorzitter

Naar boven