Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1316/GB, 2 juli 2013, beroep
Uitspraakdatum:02-07-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/1316/GB

Betreft: [klager] datum: 2 juli 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 15 april 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 15 maart 2011 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de p.i. Dordrecht. Op 26 februari 2013 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Krimpen aan den IJssel, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Uit het selectieadvies blijkt dat klager is overgeplaatst vanwege een verstoorde werkrelatie tussen klager en medewerkers van het bureau selectie- en detentiebegeleiding (b.s.d.) in de p.i.
Dordrecht. Klager bestrijdt dat hij medewerkers binnen de p.i. Dordrecht verantwoordelijk hield of houdt voor de afwijzingen op verzoeken tot het verkrijgen van vrijheden. Overigens wordt nergens in de stukken goed onderbouwd dat klager deze
medewerkers
verantwoordelijk houdt voor zijn afwijzingen. Wel heeft klager tegen deze afwijzingen rechtsmiddelen aangewend, waar echter slechts de juridische houdbaarheid van de beslissingen is aangevochten. Klager merkt op dat als gevolg van een tweetal recente
beslissingen (met betrekking tot het achterwege laten van zijn voorwaardelijke invrijheidsstelling alsmede een vordering tot toepassing van lijfsdwang) de einddatum van zijn detentie is verschoven tot 2017. Als zodanig is sprake van een strafrestant op
basis waarvan klager geruime tijd niet in aanmerking komt voor het verlenen van vrijheden, zodat een eventueel verstoorde werkrelatie niet als redengevend voor een overplaatsing kan worden aangemerkt. Uit aantekeningen van 5 september 2012 blijkt dat
de
p.i. Dordrecht aangeeft dat klager zijn klachten, gericht tegen het handelen van de casemanager van het b.s.d., niet moet intrekken omdat het indienen van een klacht los staat van een eventuele horizontale overplaatsing. Tevens blijkt uit deze
aantekeningen dat er geen sprake is van een verstoorde werkrelatie tussen klager en de medewerkers van het b.s.d. Overigens heeft klager altijd goed gedrag vertoond. Klagers bezoek komt uit Dordrecht, waardoor ook daar een belang voor klager ligt om te
worden overgeplaatst naar de p.i. Dordrecht.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Op 25 februari 2013 is klager op verzoek van de directeur van de p.i. Dordrecht overgeplaatst. Vanwege klagers bezoek, dat woonachtig is in Dordrecht, is hij
overgeplaatst naar de p.i. Krimpen aan den IJssel. De contacten die klager had met de medewerkers van het b.s.d. van de p.i. Dordrecht en de rechtsmiddelen die hij heeft gebruikt om beslissingen aan te vechten hebben ertoe geleid dat er geen
professionele werkrelatie meer is. Uit het selectieadvies blijkt dat deze medewerkers persoonlijk aangesproken worden en “de schuld” krijgen voor zaken die niet geregeld of beslist zijn zoals klager dat graag had gezien. Er kan niet meer gesproken
worden van professionele begeleiding. Een nieuwe start in een andere p.i. is dan ook geïndiceerd en geadviseerd. De inrichtingspsycholoog van de p.i. Dordrecht heeft overeenkomstig geadviseerd.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de p.i. Krimpen aan den IJssel is een inrichting voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die in hoger beroep is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.

4.3. Indien het belang van een ongestoorde tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf en de orde en rust in de inrichting daarmee gediend zijn, kan de selectiefunctionaris besluiten tot de overplaatsing van een gedetineerde. De aanleiding voor de
overplaatsing kan zijn gelegen in een verstoring van de werkrelatie tussen een gedetineerde en het personeel. Uit het selectieadvies van de p.i. Dordrecht van 22 februari 2013 blijkt dat er geen gezonde begeleidingsrelatie meer is tussen klager en de
medewerkers van ‘Binnen Beginnen’ en het b.s.d. van de p.i. Dordrecht. De inrichtingspsycholoog van de p.i. Dordrecht heeft geadviseerd klager over te plaatsen vanwege oplopende spanningen bij klager. De beslissing van de selectiefunctionaris kan
derhalve, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hierbij merkt de beroepscommissie nog op dat het enkele feit dat klager rechtsmiddelen aanwendt tegen beslissingen van de directeur of
selectiefunctionaris geen grond kan opleveren voor een overplaatsing. Het is vanwege de verstoorde werkrelatie dat klager kon worden overgeplaatst. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van C.M.E. Taverne, secretaris, op 2 juli 2013

secretaris voorzitter

Naar boven