Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0591/GB, 28 juni 2013, beroep
Uitspraakdatum:28-06-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/591/GB

Betreft: [klager] datum: 28 juni 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A.W. Knoester, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 14 februari 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is, bijgestaan door mr. F.C. Knoef, kantoorgenoot van klagers raadsman mr. J.A.W. Knoester, op 17 mei 2013 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing van 10 januari 2013 hem over te plaatsen naar de afdeling voor Beheers Problematische Gedetineerden (BPG) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught ongegrond
verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 27 augustus 2012 gedetineerd. Hij verbleef als preventief gehechte sinds
30 augustus 2012 in het huis van bewaring (h.v.b.) van de locatie Zoetermeer. Op
13 september 2012 is hij overgeplaatst naar de BPG van de p.i. Vught. Klager is op
27 november 2012 overgeplaatst naar het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Haaglanden (te Scheveningen). Op 11 januari 2013 is klager weer overgeplaatst naar de BPG van de p.i. Vught.

3. De standpunten
3.1 Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. In het PPC heeft klager veel in afzondering verbleven. Hij heeft daar nimmer een kans gekregen zich te bewijzen. In november 2012 is hij vanuit de BPG overgeplaatst naar het PPC. De
omstandigheden zijn sinds zijn overplaatsing naar het PPC niet veranderd en overplaatsing naar de BPG was derhalve niet noodzakelijk. Het enkele feit dat het PPC geen geschikte afdeling voor hem is, kan een overplaatsing naar de BPG niet
rechtvaardigen.
Uit het selectieadvies blijkt dat de inrichting heeft geadviseerd klager over te plaatsen naar de BPG, omdat klager in het PPC betrokken is geweest bij twee incidenten. Het eerste incident heeft plaatsgevonden tijdens een gespreksgroep. Klager erkent
dat hij onenigheid heeft gehad met het personeel, maar hetgeen hieromtrent in het selectieadvies is opgenomen klopt grotendeels niet en is in klagers nadeel aangedikt. Klager wilde tijdens de gespreksgroep bellen met zijn ouders, maar dit werd hem
geweigerd. Klager heeft toen deelgenomen aan de gespreksgroep, maar op een gegeven moment werd er niet meer serieus gepraat. Om die reden heeft klager nogmaals gevraagd om te mogen bellen, maar dit werd hem wederom geweigerd. Klager heeft hierover zijn
onvrede geuit, maar hij heeft niet gescholden en heeft geen verbale of fysieke bedreigingen geuit jegens het personeel dan wel jegens zijn medegedetineerden. Vervolgens heeft een personeelslid klager een rapport aangezegd. Klager heeft toen van woede
tegen de deur gebonkt, maar hij heeft nooit, de in het selectieadvies beschreven, (verbale) bedreigingen geuit jegens het personeel. Het enige wat klager uit woede heeft geroepen was: ‘laat het IBT maar komen’ en ‘stuur me maar naar de BGG’. Het tweede
incident, waarbij klager een medegedetineerde een klap zou hebben gegeven, zou hebben plaatsgevonden op 18 december 2012. Klager ontkent dit te hebben gedaan. Het staat onvoldoende vast dat dit incident heeft plaatsgevonden.

3.2 De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager heeft in het PPC doodsbedreigingen geuit jegens het personeel. Ook heeft klager zeer ernstige bedreigingen geuit jegens een vrouwelijk personeelslid. Op 18
december 2012 heeft klager een medegedetineerde een klap gegeven. Behandeling van klager is vanwege zijn problematische gedrag, waarin hij niet te corrigeren is, niet mogelijk. Derhalve heeft een langer verblijf van klager in het PPC geen nut. Om
bovenstaande redenen, en mede gelet op klagers problematische detentieverleden, heeft de selectiefunctionaris beslist klager over te plaatsen naar de BPG.

4. De beoordeling
4.1 Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd. Het PPC Haaglanden is een inrichting – gevangenis en huis van bewaring – voor mannen met een
individueel regime en een normaal beveiligingsniveau. De BPG van de p.i. Vught is een inrichting – gevangenis en huis van bewaring – voor mannen met een individueel regime en een uitgebreid beveiligingsniveau.

4.2. Een preventief gehechte, die nog niet in eerste aanleg is veroordeeld, dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van beperkte gemeenschap, tenzij plaatsing in een individueel regime noodzakelijk is. In het individueel regime
kunnen gedetineerden worden geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden, een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet in staat zijn in een regime van algehele of
beperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven.

4.3. Op 27 november 2012 is klager vanuit de BPG van de p.i. Vught overgeplaatst naar het PPC Haaglanden, omdat hij meer zorg nodig heeft. Uit het selectieadvies blijkt dat klager op
11 december 2012 in het PPC, toen hem niet werd toegestaan te bellen, zeer ernstige bedreigingen heeft geuit jegens het personeel en een kopstootbeweging heeft gemaakt naar een medegedetineerde. Verder blijkt uit het selectieadvies dat klager na de
aanzegging van het rapport wederom ernstige verbale bedreigingen heeft geuit jegens het personeel, in het bijzonder jegens een vrouwelijk personeelslid, en jegens zijn medegedetineerden. Het is de beroepscommissie niet aannemelijk geworden dat de
feiten
en omstandigheden met betrekking tot dit incident in het selectieadvies onjuist of verdraaid zijn weergegeven. Niet gebleken is dat klager beklag heeft ingesteld tegen de hem, als gevolg van dit incident, opgelegde disciplinaire straf van vijf dagen
opsluiting in een strafcel. Uit het selectieadvies blijkt voorts dat klager op 18 december 2012 een medegedetineerde een klap heeft gegeven. Ook met betrekking tot dit incident is het de beroepscommissie niet gebleken dat er sprake is van een onjuiste
weergave van feiten. De selectiefunctionaris heeft uit bovengenoemde omtrent klagers gedrag verstrekte gegevens in redelijkheid kunnen opmaken dat klager met zijn gedrag een ernstig (beheers)risico vormde voor het personeel en zijn medegedetineerden in
het PPC. Gelet hierop en mede gelet op het feit dat klager ook tijdens zijn vorige detentie en, in andere inrichtingen, tijdens zijn huidige detentie agressief en destructief gedrag heeft vertoond, is de beroepscommissie van oordeel dat de
selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen beslissen klager weer terug te plaatsen naar de BPG van de p.i. Vught. De beroepscommissie zal het beroep derhalve ongegrond verklaren.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 28 juni 2013

secretaris voorzitter

Naar boven