nummer: 13/1196/JA
betreft: [klager] datum: 25 juni 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door [...], namens
[...], geboren op [1995], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 8 april 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) De Hartelborgt te Spijkenisse,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde j.j.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn gemachtigde [...] om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft a het feit dat klager niet in nachtdetentie is geplaatst en b de uitval van recreatie op 10 december 2012.
De beklagrechter heeft het beklag onder a ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag onder b op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In de kwestie over de nachtdetentie heeft klager een e-mail meegestuurd waaruit blijkt dat er wel degelijk sprake is van een geldige titel. Klagers raadsman heeft dit expliciet uitgezocht. Klager is het niet eens met de niet-ontvankelijkheidverklaring
ten aanzien van het beklag onder b. Hij heeft niet eerder beklag kunnen indienen, omdat hij daarvoor de middelen niet had. Klager is dyslectisch en heeft hulp nodig bij het opstellen van een klaagschrift. Klager betwist dat hij gewezen is op de
mogelijkheid tot het doen van beklag en dat schrijfhulp/schrijfmiddelen zijn aangeboden. Klager kan zich niet verenigen met de door de inrichting verstrekte tegemoetkoming van € 2,50.
De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De officier van justitie heeft geen machtiging nachtdetentie voor klager afgegeven. Voor het overige verwijst de directeur naar zijn verweer bij de beklagrechter.
3. De beoordeling
Klagers voorlopige hechtenis is op 20 december 2012 geschorst en klager is in vrijheid gesteld. Klager heeft op 27 december 2012 beklag ingesteld en klager verbleef toen niet meer in de inrichting.
Artikel 1 aanhef en onder g, Bjj stelt dat onder ‘jeugdige’ in deze wet en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan: een persoon ten aanzien van wie de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel plaatsvindt in een
inrichting. Klager kan na zijn invrijheidstelling daarom niet meer worden aangemerkt als ‘jeugdige’ in de zin van de Bjj en de daarop rustende bepalingen. Nu de beklagregeling van de Bjj is opengesteld voor jeugdigen, kan klager op grond van artikel
65,
eerste lid juncto artikel 1, aanhef en onder g, Bjj, dus geen beklag meer indienen. Klager kan daarom niet worden ontvangen in zijn beroep en zal niet-ontvankelijk in zijn beklag worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.
Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J. Calkoen-Nauta, voorzitter, dr. P.H. van der Laan en mr. E. Lucas, leden, bijgestaan door mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 25 juni 2013
secretaris voorzitter