Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1944/GV, 25 juni 2013, beroep
Uitspraakdatum:25-06-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/1944/GV

betreft: [klager] datum: 25 juni 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T. de Bont, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 19 juni 2013 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft een verzoek ingediend om strafonderbreking omdat zijn vader op sterven ligt. De ISD is een maatregel en geen vrijheidsstraf. Het is echter de vraag of dit zo eng moet worden opgevat. De
primaire grond voor strafonderbreking is artikel 570b Sv. Dit artikel is in werking getreden op 1 januari 1990. De ISD-maatregel en de voorloper daarvan, de SOV-maatregel, is in werking getreden op 1 april 2001. De invoering van de ISD-maatregel heeft
niet geleid tot aanpassing van artikel 570b Sv, omdat men er simpelweg niet aan heeft gedacht. Klager leidt dit af uit de toelichting bij voornoemd artikel in ‘Tekst en Commentaar Strafvordering’. Bovendien valt niet in te zien waarom het karakter van
de ISD-maatregel zich zondermeer zou verzetten tegen strafonderbreking. De ISD-maatregel wordt opgelegd met het oog op de beveiliging van de maatschappij, doch biedt in daartoe geëigende gevallen ruimte voor zeer vergaande mate van resocialisatie. De
directeur kan op grond van artikel 22c van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) maximaal 52 uren verlof per week verlenen. Klager komt overigens in aanmerking voor dit verlof. Dit verlof biedt echter onvoldoende
soelaas. Klager is de oudste zoon en heeft bijzondere culturele verplichtingen met betrekking tot het afscheid van zijn vader. Hij zal als oudste zoon een aantal formulieren moeten ondertekenen met betrekking tot de begrafenis. Daarnaast wil hij graag
zijn familie ondersteunen. De begrafenis zal in Marokko plaatsvinden. Klager en de familie van klager zullen het zeer op prijs stellen om aanwezig te zijn bij die begrafenis. Alleen door middel van strafonderbreking is het mogelijk dat klager naar het
buitenland kan afreizen. Klager heeft geen enkele reden om zich aan de verdere tenuitvoerlegging te onttrekken. De gevolgen voor zijn ISD-traject zouden dan vele malen onprettiger worden.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Het verzoek om strafonderbreking is afgewezen omdat klager is veroordeeld tot een ISD-maatregel en niet tot een vrijheidsstraf. Strafonderbreking op grond van artikel 570b lid
1
Sv is alleen mogelijk ten aanzien van een vrijheidsstraf. De Staatssecretaris heeft in de beslissing de directeur de mogelijkheid gegeven klager al dan niet onder begeleid incidenteel verlof te verlenen om klager in de gelegenheid te stellen afscheid
te
nemen van zijn vader. De omstandigheid dat het gebruikelijk is dat de oudste zoon de begrafenis, het ritueel wassen en ander ceremoniële zaken regelt, zegt niets over de noodzaak. Klager heeft een jongere broer die in de gelegenheid is om de zaken te
regelen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Hoogeveen heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Lelystad heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen strafonderbreking. De politie adviseert
positief.
De medisch adviseur bij het Ministerie van veiligheid en justitie acht het tijdelijk verlaten van de inrichting op korte termijn geïndiceerd.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een ISD-maatregel van twee jaar. Aansluitend dient hij 72 dagen detentie te ondergaan in verband met de Wet Terwee en 10 dagen subsidiaire hechtenis. De einddatum van zijn detentie valt op of omstreeks 1 oktober 2014.

Klager is thans gedetineerd in verband met de aan hem opgelegde ISD-maatregel en heeft om strafonderbreking dan wel extra incidenteel verlof dan wel het verplaatsen van het ‘ISD-verlof’ zoals bedoeld in artikel 20c van de Regeling verzocht omdat zijn
vader ernstig ziek is. Klagers vader is inmiddels overleden en wordt op 26 juni 2013 overgebracht naar Marokko. De beroepscommissie begrijpt uit het beroepschrift dat klager nog steeds belang heeft bij verlofverlening vanwege zijn wens de begrafenis in
Marokko bij te wonen.

Uit telefonische informatie is gebleken dat de directeur van de p.i. Hoogeveen het ISD-verlof van klager zoals bedoeld in artikel 20c van de Regeling heeft verlengd met 52 uur tot zondagavond 23 juni 2013. Klagers vader is in de nacht van zaterdag op
zondag overleden. Klager heeft derhalve afscheid kunnen nemen van zijn vader. De Staatssecretaris heeft in zijn beslissing van 19 juni 2013 toestemming verleend voor incidenteel verlof, doch het incidenteel verlof leent zich niet voor het doel waarvoor
klager deze wenst, namelijk het bijwonen van de begrafenis in Marokko. Op grond van artikel 5, eerste lid, van de Regeling mag klager tijdens het incidenteel verlof Nederland niet verlaten. Hierbij komt dat op grond van artikel 21, vierde lid, van de
Regeling het incidenteel verlof beperkt is in duur tot maximaal twee dagen, inclusief reistijd. Alleen in het kader van strafonderbreking is het klager toegestaan in het buitenland te verblijven.

Wat betreft de strafonderbreking ligt er een wettelijke belemmering deze aan klager toe te kennen. Op grond van artikel 1, onder q van de Regeling wordt onder strafonderbreking verstaan de opschorting van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf. Uit
artikel 1 onder s en t van de Pbw komt naar voren dat de ISD-maatregel niet wordt aangemerkt als een vrijheidsstraf maar als een vrijheidsbenemende maatregel. Wat er ook zij van de op zich begrijpelijke wens van klager de begrafenis van zijn vader in
Marokko bij te wonen, is strafonderbreking van de ISD-maatregel niet mogelijk. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter,
mr. M. Boone en mr. G.L.M. Urbanus, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris,
op 25 juni 2013

secretaris voorzitter

Naar boven