Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0700/GB, 16 juli 2002, beroep
Uitspraakdatum:16-07-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 02/700/GB

Betreft: [klager] datum: 16 juli 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 29 maart 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren [...]1961, verder te noemen klager,

gericht tegen een op 21 maart 2002 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis Maashegge te Overloon afgewezen.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 15 augustus 1999 gedetineerd. Na een overplaatsing vanuit het huis van bewaring (h.v.b.) De Boschpoort te Breda naar het h.v.b. Nieuw Vosseveld te Vught, is hij op 22 oktober 2001 geplaatst in de gevangenisNieuw Vosseveld I te Vught, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van zes jaar met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 27 september 2001. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 14 augustus 2003.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft het gevoel dubbel gestraft te worden. Het hof heeft hem een langere gevangenisstraf opgelegd dan de rechtbank en nu wordt zijn verzoek om overplaatsing naar een halfopen inrichting afgewezen, terwijl klager in november2000 een dag schorsing van de preventieve hechtenis zonder begeleiding heeft gekregen. De rechtbank en het hof hebben in hun uitspraak geen restrictie ten aanzien van detentiefasering opgelegd. Klager is veroordeeld tot eengevangenisstraf van zes jaar bruto. Gelet op het gegeven dat op overtreding van artikel 287 Wetboek van Strafrecht een maximumstraf van 15 jaar staat, is sprake van een milde uitspraak gezien de uitzonderlijke omstandighedenwaaronder het delict is begaan.
In november 2001 heeft de officier van justitie h.o.i.-plaatsing te vroeg geacht. De inrichting adviseert in januari 2002 positief. In maart 2002 wijst de officier van justitie in zijn advies op de positie van de kinderen en deschoonouders van klager. In reactie hierop geeft klager aan dat een medewerker van de Stichting Jeugdzorg te Oss in een persoonlijk gesprek op 5 februari 2002 te kennen heeft gegeven geen bezwaar te hebben tegen verlof van klager,mits alle afspraken worden nageleefd. Bovendien is het in het belang van de kinderen om de omgang te laten plaatsvinden in een neutrale, kindvriendelijke omgeving, een gevangenis blijft afschrikwekkend.
Verder is geheel buiten beschouwing gelaten de uitermate negatieve bijdrage van de schoonouders aan het drama. Zij hebben nauwelijks omgang met hun kleinkinderen en alleen onder begeleiding van pleegouders twee- tot zesmaal perjaar. Het mag duidelijk zijn dat klager geen enkel contact wenst met hen.
Klager wordt in het kader van Maatschappelijke Integratie begeleid door een Individueel Traject begeleidster. Het traject is vastgelopen omdat klager niet naar een h.o.i. wordt overgeplaatst, met alle negatieve gevolgen van dien.Het is nu niet mogelijk te verhuizen naar een andere gemeente, klager kan geen externe arbeid op niveau uitoefenen en hij verliest kennis en sociale vaardigheden.
Klager had al bewust zijn verlofadres in een andere gemeente dan dat van de plaats delict gekozen, namelijk bij zijn vader die hem gedurende de detentie trouw bezoekt. Klager heeft op dit adres zijn jeugdjaren doorgebracht, dewoonomgeving staat positief tegenover zijn verlof. Klager is first offender en heeft geen justitieel verleden. Van enige verslaving is geen sprake.
Klager ondersteunt zijn beroep met een aantal schriftelijke verklaringen en artikelen. Daarnaast heeft zich onlangs een belangrijke ooggetuige gemeld. Een contactpersoon van Jeugdzorg is in 1998 bij klager thuis getuige geweest vande toestand van zijn echtgenote. Klager verzoekt de beroepscommissie deze getuige zijn verklaring af te laten leggen en zorg te dragen voor verslaglegging.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Vanuit de penitentiaire inrichting te Vught werd geadviseerd om klager over te plaatsen naar een beperkt beveiligde inrichting, bij voorkeur de gevangenis Maashegge. Dit advies is gebaseerd op het ingezette ITB-traject en hetfunctioneren van klager in de inrichting. De advocaat-generaal bij het ressortsparket te ’s-Hertogenbosch bracht op 18 maart 2002 een negatief advies uit. Door het openbaar ministerie is met name beoordeeld of klager de vrijhedenaankan die hij bij de overplaatsing zou krijgen en daarbij is de positie van zijn kinderen en hun grootouders in ogenschouw genomen. Klager is veroordeeld voor het doden van zijn echtgenote, moeder van de kinderen en dochter van degrootouders van de kinderen. In het advies wordt aangegeven dat klager zeer manipulatief kan optreden en dat hij zich, door zijn opleidingsniveau, gemakkelijk buiten de regels plaatst. De informatie van de Stichting Jeugd en Gezinheeft eveneens een grote rol gespeeld bij de beoordeling van het verzoek van klager. De advocaat-generaal komt tot de conclusie dat het verzoek zou moeten worden afgewezen. De selectiefunctionaris heeft dienovereenkomstig beslist.Het beroepschrift geeft de selectiefunctionaris geen aanleiding de beslissing te herzien.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Maashegge is aangewezen als gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een beperkt beveiligingsniveau.

4.2. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (15 augustus 2000, nummer 5042803/00/DJI), die op 1 oktober 2000 in werking is getreden, komen naast zelfmelders voor plaatsing ineen beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.3. In de Memorie van Toelichting op dit artikel staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rolspeelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van depreventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen deaard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.4. De beroepscommissie stelt vast dat vanuit de inrichting is geadviseerd om klager te selecteren voor een beperkt beveiligde inrichting. Klager doet mee aan een ITB-traject dat is gericht op directe bemiddeling op dearbeidsmarkt. Gezien zijn opleiding en werkervaring is dat een reële optie. Navraag bij de gevangenis Maashegge leerde dat er mogelijkheden zijn om klager bij een bedrijf te plaatsen.
De reclassering heeft in een aanvullende rapportage aan het openbaar ministerie te ’s-Hertogenbosch aangegeven klagers verzoek om overplaatsing naar een h.o.i. te willen ondersteunen. De relatie tussen klager en de Stichting Jeugdlijkt na een verhelderend gesprek genormaliseerd. Er zijn duidelijke afspraken gemaakt. Omdat klager hoog opgeleid is, zijn de mogelijkheden van het ITB binnen de huidige setting zeer beperkt. Dit maakt een overplaatsing naar eenh.o.i. wenselijk, waar meer inhoud kan worden gegeven aan zijn traject. Een geleidelijke terugkeer naar de maatschappij met hierbij werk en een genormaliseerd contact met zijn kinderen als uitgangspunt, zal de kansen opresocialisatie groter maken.
Van de door de advocaat-generaal in zijn advies genoemde nader ingewonnen informatie bij de Stichting Jeugd en Gezin heeft de beroepscommissie geen kennis kunnen nemen.
Er is een aanvaardbaar verlofadres en klager heeft in 1999 en 2000 in totaal driemaal schorsing van de preventieve hechtenis gekregen.
Gelet op het vorenstaande dient de belangenafweging in dit geval in het voordeel van klager uit te vallen, te meer omdat bij het verlenen van verlof als voorwaarde kan worden gesteld dat klager zich onthoudt van bezoeken aan ofcontacten met zijn schoonouders en/of kinderen. De beroepscommissie vindt hiervoor steun in de doelstelling van artikel 2, tweede lid, Pbw dat de tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming zoveel mogelijk dienstbaar wordt gemaaktaan de voorbereiding van de terugkeer van de betrokkene in de maatschappij. De bestreden beslissing dient derhalve te worden vernietigd en de selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtnemingvan deze uitspraak, binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.

4.5. De beroepscommissie zal in een afzonderlijke beslissing, na de selectiefunctionaris te hebben gehoord, bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij zal in een afzonderlijke beslissing, na de selectiefunctionaris te hebben gehoord, bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 16 juli 2002

secretaris voorzitter

Naar boven