Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0572/GA, 15 mei 2013, beroep
Uitspraakdatum:15-05-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/572/GA

betreft: [klager] datum: 15 mei 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. I.F.J. Beugelsdijk, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 14 februari 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Grave, waarbij aan klager een tegemoetkoming is toegekend,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. I.F.J. Beugelsdijk om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de tegemoetkoming
De beklagrechter heeft een tegemoetkoming van € 15,= toegekend vanwege de gegrondverklaring van klagers beklag betreffende het feit dat klager gedurende een paar dagen niet in staat is gesteld om met zijn advocaat te bellen, op de gronden als in de
aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De tegemoetkoming is te gering. Klager maakt aanspraak op een tegemoetkoming van € 150,= waarbij klager aanknoopt bij de ‘Standaardbedragen tegemoetkomingen RSJ’ met een analoge toepassing van onderdeel
GV, met dien verstande dat in deze bepaling dient te worden ingelezen: ‘gemist appeltermijn als beschreven in artikel 71 van het Wetboek van Strafvordering die niet alsnog kan worden aangewend’. De tegemoetkomingsbeslissing is tot stand gekomen nadat
de
beklagcommissie overleg heeft gevoerd met de directeur. Dit is derhalve van meet af aan onzorgvuldig en onjuist. Er is gehandeld in strijd met het beginsel van equality of arms en artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
Het EVRM staat in hiërarchie boven de Pbw. Artikel 68, zevende lid, van de Pbw is in strijd met het EVRM.

De directeur heeft daarop als volgt gereageerd. Verwezen wordt naar artikel 68, zevende lid, van de Pbw en de Memorie van toelichting bij de Penitentiaire beginselenwet. Hierin wordt vastgesteld dat danwel de voorzitter danwel de beklagcommissie
overleg
voert met de directeur aangaande de tegemoetkomingsbeslissing. De tegemoetkoming van € 15,= is, gelet op de Standaardbedragen tegemoetkomingen RSJ, een redelijk bedrag.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 68, zevende lid, van de Pbw bepaalt de beklagcommissie dan wel de voorzitter, voor zover de rechtsgevolgen van de vernietigde beslissing niet meer ongedaan te maken zijn, na de directeur te hebben gehoord, of enige tegemoetkoming aan
klager geboden is. Zij stelt de tegemoetkoming, die geldelijk van aard kan zijn, vast. Blijkens de Memorie van toelichting bij de Pbw (hoofdstuk 20 onder e) kan de beklagcommissie of de beklagrechter zich hieromtrent laten informeren door de directeur.
Ook kan de vraag omtrent de hoogte van de toe te kennen tegemoetkoming al aan de orde worden gesteld bij het horen van de klager en de directeur. Voor zover in de beklagprocedure artikel 6 EVRM al van toepassing is, geldt dat van een inbreuk op de in
die bepaling gegarandeerde procedure hier geen sprake is.

Anders dan de raadsman meent, is er door de beroepscommissie geen bedrag vastgesteld
dat als uitgangspunt moet worden genomen bij de vaststelling van een tegemoetkoming in gevallen als het onderhavige. Evenmin is de door de beklagrechter toegekende tegemoetkoming zodanig dat deze in belangrijke mate afwijkt van hetgeen in de praktijk
gebruikelijk is. De slotsom is dat de toegekende tegemoetkoming juist is en het beroep daarom ongegrond zal worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover daartegen beroep is ingesteld.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. A. van Holten, leden, in tegenwoordigheid van K. Dere, secretaris, op 15 mei 2013

secretaris voorzitter

Naar boven