Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1356/GV, 13 juni 2013, beroep
Uitspraakdatum:13-06-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/1356/GV

betreft: [klager] datum: 13 juni 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.A.C. de Vilder, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 16 april 2013 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsvrouw, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Het Openbaar Ministerie heeft negatief geadviseerd vanwege het opgegeven verlofadres. Dit verlofadres zou ongeschikt zijn omdat klager de bewoner slechts één keer heeft gezien. De bewoner gaat akkoord met het verblijf van klager bij hem thuis. Het feit
dat de bewoner en klager elkaar eenmaal hebben gezien doet daar kennelijk niet aan af. De penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden heeft negatief geadviseerd omdat klager bij een eerder verlof een strafbaar feit heeft gepleegd. Dit is een op zichzelf
staand feit en het is onredelijk om dit klager tegen te werpen bij een nieuw verlof. Ook zou verlof niet wenselijk zijn omdat klager aansluitend aan zijn detentie moet worden opgenomen in een intramurale instelling. Echter, klager is bezig met een
traject wat tot gevolg moet hebben dat de bijzondere voorwaarde om zich op te laten nemen in een intramurale instelling zal vervallen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
In het advies van de p.i. Leeuwarden staat dat klager acceptabel gedrag vertoont en daarom wellicht verlof zou moeten krijgen. Echter, klager heeft in de proeftijd voorafgaand aan de huidige detentie laten zien zich niet te kunnen houden aan de
gemaakte afspraken met de reclassering. Integendeel, klager heeft in de proeftijd opnieuw een strafbaar feit gepleegd , waardoor de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf is tenuitvoergelegd waarvoor hij thans is gedetineerd. Klager dient zich te
richten op een klinische opname en van daaruit moet bekeken worden in hoeverre hij met afspraken en vrijheden kan omgaan. Bij het toekennen van verlof is de kans op recidive te groot.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Leeuwarden heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. In dit advies is opgenomen dat het multidisciplinair overleg positief adviseert op basis van klagers gedrag en functioneren. Echter, de vrijhedencommissie
adviseert negatief in verband met gebleken onbetrouwbaarheid met betrekking tot het nakomen van afspraken. Daarnaast is een bijzondere voorwaarde opgelegd van intramurale klinische opname aansluitend aan de detentie.
De advocaat-generaal bij het ressortsparket te Arnhem-Leeuwarden heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen verlofverlening. Gelet op de ernst van de gepleegde misdrijven zou bij verlofverlening het gevaar van maatschappelijke onrust bestaan. Ook dient
ongewenste confrontatie met de slachtoffers vermeden te worden. Daarnaast bestaat ook het gevaar voor het plegen van strafbare feiten, gelet op klagers strafrechtelijk verleden en het feit dat hij binnen zijn proefperiode wederom strafbare feiten heeft
begaan.
De politie heeft negatief geadviseerd omdat klager de bewoner van het verlofadres slechts eenmaal heeft ontmoet en de bewoner daarnaast verlofhouder is van meerdere vuurwapens.

3. De beoordeling
Klager ondergaat thans de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 397 dagen. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 3 maart 2014.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Vaststaat dat klager tijdens de proeftijd van een eerder opgelegde vrijheidsstraf een nieuw strafbaar feit heeft gepleegd. Voorts beschikt klager niet over een aanvaardbaar verlofadres, nu klager de betreffende bewoner pas een keer ontmoet heeft en
deze
persoon bovendien beschikt over vuurwapens. Voornoemde omstandigheden vormen een forse contra-indicatie voor verlofverlening en deze rechtvaardigen een afwijzing van klagers verlofaanvraag. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij
afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b, d en j van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal dan
ook
ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 13 juni 2013

secretaris voorzitter