Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0587/GA, 11 juni 2013, beroep
Uitspraakdatum:11-06-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/587/GA

betreft: [klager] datum: 11 juni 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.R. Kok, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 7 februari 2013 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Hoogeveen

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

In verband met veiligheidseisen omtrent het vervoer is klager niet vervoerd naar de zitting van 6 mei 2013 in de p.i. Hoogeveen, maar is hij, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.R. Kok, ter zitting van 22 april 2013, gehouden in de locatie Ooyerhoek te
Zutphen, gehoord door een lid van de Raad. Van het verhandelde ter zitting is een verslag opgemaakt dat aan klager, zijn raadsman en de directeur is verstuurd.
Ter zitting van de beroepscommissie van 6 mei 2013, gehouden in de p.i. Hoogeveen, is [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Hoogeveen, vergezeld door [...], juridisch medewerker bij voormelde inrichting, gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft klagers plaatsing op de GVM-lijst met risicoprofiel “hoog” en de oplegging van toezichtmaatregelen in verband met plaatsing van klager op de lijst van gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM-lijst).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Klager is het niet eens met de bij beslissing van 9 november 2012 aan hem opgelegde toezichtmaatregelen in verband met zijn plaatsing op de lijst van gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM-lijst). Aan klager worden al drieënhalf jaar
toezichtmaatregelen opgelegd. Hij werd op een gegeven moment van de GVM-lijst afgehaald. De reden hiervoor was waarschijnlijk dat men wist dat klager weer zou worden aangehouden. Een aantal dagen later werd hij weer gearresteerd en werd hem door de
directeur medegedeeld dat hij weer op de GVM-lijst was geplaatst met de status hoog. Ook zat klager op dat moment in alle beperkingen. Feitelijk is er dus nooit iets veranderd. De beslissing tot oplegging van de toezichtmaatregelen is niet aan klager
uitgereikt. Ook is klager niet gehoord. Klager weet niet waarom de toezichtmaatregelen zijn opgelegd. Dat is nooit duidelijk geworden. De directeur heeft alleen achteraf aangegeven waartoe de opgelegde maatregelen dienen. Verder heeft de directeur in
beklag aangegeven dat hij alleen kan adviseren en niet beslist over oplegging van de maatregelen. Dit klopt niet en is in strijd met de circulaire Beleid gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico van 13 oktober 2010, met nr. 5645409/10. De
directeur beslist over het al dan niet opleggen van toezichtmaatregelen en dient een belangenafweging te maken. De directeur kan ook beslissen om geen toezichtmaatregelen op te leggen dan wel aan het Operationeel Overleg aangeven dat hij meer
informatie
nodig heeft. Als de directeur al een belangenafweging heeft gemaakt, is die belangenafweging in ieder geval niet inzichtelijk. Klager hoopt dat de toezichtmaatregelen worden stopgezet of dat hij op z’n minst erachter komt waarom de maatregelen zijn
opgelegd. Klager verblijft inmiddels sinds 19 februari 2013 in de locatie Ooyerhoek te Zutphen. De directeur van de locatie Ooyerhoek heeft de toezichtmaatregelen uit de p.i. Hoogeveen overgenomen. Het hiertegen door klager ingediende beklag is gegrond
verklaard.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Indien een gedetineerde in de inrichting binnenkomt, baseert de directeur de beslissing tot oplegging van toezichtmaatregelen op informatie van het Gedetineerden Recherche Informatie Punt (GRIP) en aan de hand van de plaatsing op de GVM-lijst. Het
GRIP-advies is een zwaarwegend advies dat de directeur niet zomaar naast zich neerlegt. De beslissing tot het opleggen van toezichtmaatregelen blijft echter een beslissing van de directeur. De directeur beslist aan de hand van de informatie die op dat
moment voorhanden is. Daarna gaat hij de rest na. Op het moment dat de toezichtmaatregelen worden opgelegd, spreekt hij de gedetineerde. Tevens is een directielid bij de besprekingen op het hoofdkantoor aanwezig. De directeur neemt op basis van de
adviezen een beslissing. In het geval van klager is wel een schriftelijke mededeling opgemaakt en is klager gehoord. De directeur weet niet meer of de schriftelijke mededeling aan klager is uitgereikt. De directeur heeft besloten de maatregelen te
blijven handhaven op basis van de informatie van het GRIP en op basis van de interne rapportages. Wellicht komt dit niet in de overwegingen in de maandrapportages naar voren, maar dit is wel zo gegaan.

3. De beoordeling
Met betrekking tot de plaatsing op de GVM-lijst geldt dat dit geen beslissing is van de directeur als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. De beroepscommissie verklaart klager in zoverre alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Voor zover klager klaagt over de aan hem opgelegde toezichtmaatregelen, overweegt de beroepscommissie als volgt.
Bij beslissing van 9 november 2012 is klager in verband met zijn plaatsing op de GVM-lijst met een hoog vlucht-/maatschappelijk risico een aantal toezichtmaatregelen opgelegd. Daarbij is vermeld dat de plaatsing op de GVM-lijst is gebaseerd op de
indicatie dat klager vluchtgevaarlijk is. Als aanvulling is vermeld “criminele organisatie, mediagevoelig en liquidatiegevaar”. De vraag die vervolgens aan de orde is, is of de maatregelen noodzakelijk zijn voor de handhaving van de orde, rust en
veiligheid in de inrichting. Voor een oordeel hierover is van belang dat dient te blijken van een belangenafweging door de directeur omtrent de noodzaak van de opgelegde maatregelen. De enkele verwijzing naar klagers plaats op de GVM-lijst is daarvoor
onvoldoende. De directeur dient in een dergelijk geval een eigen afweging te maken tussen het algemeen belang van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming en het persoonlijk belang van de gedetineerde bij een zo minimaal mogelijke
beperking van de bewegingsvrijheid. Deze belangenafweging dient te zijn onderbouwd met schriftelijke verslaglegging.

Naar het oordeel van de beroepscommissie blijkt uit de schriftelijke mededeling van 9 november 2012 onvoldoende dat de directeur bij de beslissing tot oplegging van de toezichtmaatregelen een dergelijke belangenafweging heeft gemaakt. Evenmin is
gebleken dat klager, alvorens hem de toezichtmaatregelen werden opgelegd, gehoord is en dat hem de beslissing is uitgereikt. Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van 9 november 2012, bij afweging van alle in
aanmerking komende belangen, als onredelijk en onbillijk dient te worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd. Het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. De
beroepscommissie ziet geen aanleiding voor toekenning van een tegemoetkoming aan klager nu klager van 9 november 2012 tot 28 december 2012 in alle beperkingen zat en onvoldoende is gebleken dat hij door de opgelegde maatregelen extra in zijn belangen
is
geschaad.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager niet-ontvankelijk in het beklag met betrekking tot plaatsing op de GVM-lijst en verklaart het beklag voor het overige alsnog gegrond.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 11 juni 2013

secretaris voorzitter

Naar boven